7 december 1965
Het celibaat past echter om velerlei redenen bij het priesterschap. Want de zending van de priester is geheel gewijd aan de dienst van de nieuwe mensheid, die Christus, de overwinnaar van de dood, door zijn Geest in de wereld verwekt en die haar oorsprong heeft “niet uit bloed, noch uit begeerte van het vlees, of de wil van een man, maar uit God” (Joh. 1, 13). Door de maagdelijkheid nu of het celibaat omwille van het koninkrijk de hemelen Vgl. Mt. 19, 12 wijden de priesters zich op een nieuwe en verheven wijze toe aan Christus en blijven zij gemakkelijk met een onverdeeld hart aan Hem gebonden Vgl. 1 Kor. 7, 32-34 , kunnen zij zich in Hem en door Hem vrijer wijden aan de dienst van God en de mensen, zijn zij meer onbelemmerd in hun dienst aan zijn koninkrijk en zijn werk van goddelijke wedergeboorte, en zijn zij aldus beter in staat om in ruimere mate het vaderschap in Christus te ontvangen. Op deze manier zijn zij voor de mensen een getuigenis, dat zij zich onverdeeld willen wijden aan hun ambt, n.l. de gelovigen aan één man te verbinden en hen als een ongerepte maagd tot Christus te voeren. Vgl. 2 Kor. 11, 2 Zo wijzen zij op dat geheimnisvolle huwelijk van de Kerk met haar enige Bruidegom Christus, dat door God in het leven is geroepen en eens ten volle geopenbaard zal worden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42-44 Vgl. Paus Benedictus XVI, Homilie, Hoogfeest van Maria Tenhemeldopneming - San Tommaso da Villanova, Castel Gandolfo, De aanwezigheid van God in Maria (15 aug 2011), 12 Bovendien worden zij een levend teken van de toekomstige wereld, die reeds aanwezig is door het geloof en de liefde en waarin zij, die verrezen zijn, niet huwen en niet ten huwelijk worden gegeven. Vgl. Lc. 20, 35-36 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Katholieke priesterschap, Ad Catholici Sacerdotii fastigium (20 dec 1935), 50-56 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over gelofte van de maagdelijkheid, Sacra virginitas (25 mrt 1954), 12-18
Om deze redenen, die een grondslag vinden in het geheim van Christus en in zijn zending, is het celibaat, dat aanvankelijk aan de priesters werd aanbevolen, later in de Latijnse Kerk voor allen, die een heilige wijding willen ontvangen, door een wet verplichtend gesteld. Deze wet wordt voor degenen die voor het priesterschap worden bestemd, door deze heilige Synode opnieuw goedgekeurd en bevestigd, en ze durft in de Geest te vertrouwen, dat de gave van het celibaat, zo passend bij het priesterschap van het nieuwe Verbond, in ruime mate door de Vader zal worden gegeven, als tenminste zij, die door het Wijdingssacrament deel hebben aan het priesterschap van Christus, en ook de gehele Kerk deze gave nederig en vurig afsmeken. Verder spoort deze heilige Synode alle priesters, die in vertrouwen op Gods genade het celibaat vrijwillig hebben aanvaard volgens het voorbeeld van Christus, dringend aan, om er zich edelmoedig en met heel hun hart aan te geven en in deze staat getrouw te volharden. Laten zij een grote waardering hebben voor deze kostbare gave, die hun door de Vader werd geschonken en die door de Heer zo duidelijk wordt geprezen Vgl. Mt. 19, 11 , en laten zij de grote geheimen, die daarin worden uitgedrukt en verwezenlijkt, voor ogen houden. En nu in de wereld van onze tijd zo velen de volmaakte onthouding als iets onmogelijks beschouwen, zullen de priesters met nog grotere nederigheid en volharding samen met de Kerk bidden om de genade, trouw te mogen zijn, een genade, die God nooit weigert aan wie erom vraagt. Tevens zullen zij gebruik maken van alle bovennatuurlijke en natuurlijke middelen, die iedereen ter beschikking staan. Vooral zullen zij niet nalaten, de regels van de ascese in acht te nemen, die steunen op de beproefde ervaring van de Kerk en die in de moderne wereld nog even noodzakelijk zijn als vroeger. Deze heilige Synode vraagt daarom de priesters en niet alleen hen, maar ook alle gelovigen, om grote waarde te hechten aan deze kostbare gave van het priesterlijk celibaat. Laten zij allen God bidden, dat Hij deze gave in overvloed aan zijn Kerk mag blijven schenken.