7 december 1965
| AD GENTES DIVINITUS Over de missie-activiteit van de Kerk |
|||
| ► | Besluit | ||
Zij zijn bezield met dezelfde liefde, die Christus de mensen toedroeg; maar zij weten ook, dat het Gods werk is, zijn Koninkrijk op aarde te doen komen. Daarom bidden zij samen met alle christenen, dat op de voorspraak van de Maagd Maria, de Koningin der apostelen, de volken zo spoedig mogelijk tot de kennis van de waarheid mogen geraken Vgl. 1 Tim. 2, 4 en de heerlijkheid Gods, die ligt over het gelaat van Christus Jezus, door de Heilige Geest voor alle mensen moge oplichten Vgl. 2 Kor. 4, 6 .
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in dit decreet is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders van het heilig Concilie. En wij, krachtens het apostolisch gezag, door Christus aan ons verleend, geven, samen met de Concilievaders, daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat aldus door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgeren. Wat het in werking treden van de wet betreft, waarvoor oorspronkelijk de datum 29 juni 1966 was vastgesteld, zie het Motu proprio Munus Apostolicum van 10 juni 1966: A.A.S. 58 (1966) 465-466.
Rome, bij Sint-Pieter, 7 december 1965.
Ik Paulus, bisschop van de Katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.