7 december 1965
De missieactiviteit heeft ook een sterke band met de menselijke natuur zelf en haar idealen. Want juist door Christus te verkondigen openbaart de Kerk aan de mensen de volle waarheid omtrent hun toestand en hun werkelijke roeping, omdat Christus de oorsprong is en het toonbeeld van deze hernieuwde mensheid, waarnaar allen uitzien en die doordrongen is van broederlijke liefde, oprechtheid en vredelievendheid. Christus en de Kerk, die over Hem getuigenis aflegt door de Evangelieprediking, gaan ver uit boven alle beperktheid van ras of nationaliteit en kunnen daarom nergens en door niemand beschouwd worden als uitheems Paus Benedictus XV, Apostolische Brief, Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld, Maximum Illud (30 nov 1919), 16. "De Kerk van God is katholiek; bij geen enkel volk of natie is zij een vreemdeling..." Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 178.180. "Krachtens goddelijk recht is zij universeel... Als de Kerk in het leven van een volk doordringt, dan is zij niet en voelt zij zich ook niet als een instelling, die aan dit volk van buitenaf wordt opgelegd... en daarom wordt alles, wat zij als goed en edel beschouwen, door hen aanvaard en vervolmaakt" (d.w.z. door hen, die in Christus herboren zijn). Christus zelf is de waarheid en de weg, die voor allen toegankelijk wordt door de prediking van het Evangelie, wanneer zij aan allen de woorden van Christus zelf verkondigt: "Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap" (Mc. 1, 15). Omdat echter hij, die niet gelooft, reeds veroordeeld is Vgl. Joh. 3, 18 , zijn de woorden van Christus tegelijk woorden van vonnis en van genade, van dood en van leven. Wij kunnen immers alleen maar tot het nieuwe leven komen door de oude mens te doen sterven; dit geldt allereerst voor ons persoonlijk, maar ook voor de verschillende goederen van deze wereld, getekend als ze zijn zowel door de zonde van de mens als door de zegen Gods: "Want allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid" (Rom. 3, 23). Niemand kan zichzelf door eigen krachten van de zonde bevrijden, en zich boven zichzelf uitheffen; niemand kan zichzelf verlossen van zijn zwakheid, eenzaamheid of slavernij Vgl. H. IreneĆ¼s van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III, 15, n. 3: P.G. 7, 919: "Zij waren de predikers van de waarheid en de apostelen van de vrijheid"; allen hebben Christus nodig als voorbeeld, als leraar, als bevrijder, als Verlosser, als de gever van het leven. Het Evangelie is inderdaad ook in de aardse geschiedenis van de mensheid een zuurdeeg geweest van vrijheid en vooruitgang en toont zich nog altijd een zuurdeeg van broederlijkheid, eenheid en vrede. Met alle recht wordt Christus dus door de gelovigen geprezen als "de Verwachting der volkeren en als hun Redder" De O-Antifoon van 23 december.