7 december 1965
De Kerk moet in deze menselijke groeperingen aanwezig zijn door haar kinderen, die onder hen leven of tot hen gezonden worden. Want alle gelovigen, waar ter wereld ook, moeten door het voorbeeld van hun leven en het getuigenis van hun woord de nieuwe mens, waarmee zij in het doopsel zijn bekleed, en de kracht van de Heilige Geest, waardoor zij in het Vormsel zijn versterkt, zó naar buiten uitstralen, dat de anderen bij het zien van hun goede werken de Vader verheerlijken Vgl. Mt. 5, 16 , en meer oog krijgen voor de ware zin van het menselijk leven en voor de universele solidariteit tussen de mensen.
Om dit getuigenis voor Christus met vrucht te kunnen afleggen, moeten zij zich met die mensen verenigen door waardering en liefde, zich beschouwen als echt behorend tot de groep van de mensen, onder wie zij leven, en door de verschillende relaties en activiteiten van het menselijk bestaan deelnemen aan hun culturele en sociale leven. Zij moeten zich ook vertrouwd maken met hun nationale en godsdienstige tradities en zij moeten graag de kiemen van het Woord, die daarin verborgen liggen, trachten te ontdekken en er eerbied voor hebben. Tegelijkertijd echter moeten zij met aandacht de diepgaande evolutie volgen, die zich onder de volken voltrekt, en ernaar streven, dat de mensen van onze tijd, die maar al te zeer in beslag worden genomen door de moderne wetenschap en techniek, niet vervreemd raken van de goddelijke werkelijkheden, maar integendeel intenser gaan verlangen naar de door God geopenbaarde waarheid en liefde. Zoals Christus zelf het hart van de mensen heeft doorgrond om hen door een echt menselijk contact te brengen tot het goddelijk licht, zo moeten zijn leerlingen, diep doordrongen van de Geest van Christus, de mensen, onder wie zij leven, leren kennen om met hen in contact te treden en hen door een eerlijke en geduldige dialoog laten zien, wat voor rijkdommen God in zijn mildheid aan de volken heeft geschonken; tevens zullen zij trachten deze rijkdommen te belichten vanuit het Evangelie, ze van valse elementen te zuiveren en ze weer te brengen onder de heerschappij van God, de Verlosser.