7 december 1965
God roept de mensen om Hem in geest en waarheid te dienen; deze roeping legt hun daarom een gewetensplicht op, maar dwingt hen niet. Want God houdt rekening met de waardigheid van de menselijke persoon, die Hij heeft geschapen, en die zich moet laten leiden door eigen oordeel en in vrijheid moet handelen. Dit is in de hoogste mate duidelijk geworden in Christus Jezus, in wie God zichzelf en zijn wegen ten volle heeft geopenbaard. Christus immers, onze Leraar en Heer Vgl. Joh. 13, 13 , zachtmoedig en nederig van hart Vgl. Mt. 11, 29 , heeft met geduld zijn leerlingen uitgenodigd en tot zich getrokken. Vgl. Mt. 11, 28-30 Vgl. Joh. 6, 67-68 Zeker, Hij heeft zijn prediking door wonderen bekrachtigd en bevestigd, maar Hij deed dit om het geloof van zijn toehoorders te wekken en te versterken, niet om dwang op hen uit te oefenen. Vgl. Mt. 9, 28-29 Vgl. Mc. 9, 23-24 Vgl. Mc. 6, 5-6 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 77 Hij heeft weliswaar zijn toehoorders hun ongeloof verweten, maar de straf hiervoor aan God overgelaten tot de dag van het oordeel. Vgl. Mt. 11, 20-24 Vgl. Rom. 12, 19-20 Vgl. 2 Tess. 1, 8 Hij zond zijn apostelen uit in de wereld met de woorden: "Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden; maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden" (Mc. 16, 16). Toch wist Hij, dat met de tarwe ook onkruid was gezaaid, en Hij beval, beide te laten groeien tot aan de oogst, die zal plaats hebben op het einde van de tijden. Vgl. Mt. 13, 30.40-52 Hij wilde geen politieke Messias zijn, die regeerde met geweld, Vgl. Mt. 4, 8-10 Vgl. Joh. 6, 15 maar Hij noemde zich liever de Mensenzoon, die gekomen was "om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen" (Mc. 10, 45). Hij toonde zich de volmaakte Dienaar van God Vgl. Jes. 42, 1-4 , die "een geknakt riet niet zal breken en een smeulende vlaspit niet zal doven" (Mt.12, 20). Hij erkende het burgerlijk gezag en zijn rechten en beval, belasting te betalen aan de keizer, maar Hij wees er uitdrukkelijk op, dat men de hogere rechten van God moet eerbiedigen: "Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt" (Mt. 22, 21). Hij bekroonde tenslotte zijn openbaring door aan het kruis het verlossingswerk te voltooien, om daardoor voor de mensen het heil en de ware vrijheid te verwerven. Hij heeft getuigenis afgelegd van de waarheid Vgl. Joh. 18, 37 , maar heeft haar niet met geweld willen opdringen aan zijn tegenstanders. Zijn rijk immers wordt niet door het zwaard verdedigd Vgl. Mt. 26, 51-53 Vgl. Joh. 18, 36 , maar het wordt gesticht door het getuigen en het aanhoren van de waarheid, en het breidt zich uit door de liefde, waardoor Christus, omhooggeheven aan het kruis, de mensen tot zich trekt. Vgl. Joh. 12, 32
De apostelen hebben, onderricht door het woord en het voorbeeld van Christus, dezelfde weg gevolgd. Vanaf het eerste begin van de Kerk hebben de leerlingen van Christus met alle kracht ernaar gestreefd om de mensen te brengen tot de erkenning van Christus als Heer, en dit niet door dwang of met methoden, die het Evangelie onwaardig waren, maar eerst en vooral door de kracht van het woord Gods. Vgl. 1 Kor. 2, 3-5 Vgl. 1 Tess. 2, 3-5 Met moed verkondigden zij aan allen het heilsplan van God, onze Redder, "die wil dat alle mensen gered worden en tot de kennis der waarheid komen" (1 Tim. 2, 4). Tevens respecteerden zij de zwakken, ook als dezen in dwaling verkeerden; en zo toonden zij, hoe "ieder van ons aan God rekenschap zal moeten afleggen voor zichzelf" (Rom. 14, 12) Vgl. Rom. 14, 1-23 Vgl. 1 Kor. 8, 9-13 Vgl. 1 Kor. 10, 23-33 en in zoverre verplicht is, zijn eigen geweten te volgen. Evenals Christus waren ook de apostelen er voortdurend op bedacht, getuigenis af te leggen van Gods waarheid, vol durf om voor het volk en de overheden "vrijmoedig het woord Gods" te verkondigen." (Hand. 4, 31) Vgl. Ef. 6, 19-20 Zij hadden immers het vaste geloof, dat het Evangelie werkelijk een goddelijke kracht is tot heil van ieder, die erin gelooft. Vgl. Rom. 1, 16 Zonder iets te geven om "aardse wapens" Vgl. 2 Kor. 10, 4 Vgl. 1 Tess. 5, 8-9 en het voorbeeld van Christus' zachtmoedigheid en mildheid volgend, verkondigden zij het woord Gods, in het volle vertrouwen, dat dit woord door zijn goddelijke kracht in staat is om de Godvijandige machten te vernietigen Vgl. Ef. 6, 11-17 en de mensen te brengen tot het geloof en de gehoorzaamheid aan Christus. Vgl. 2 Kor. 10, 3-5 Zoals de Meester erkenden ook de Apostelen het wettig burgerlijk gezag: "Want er is geen gezag dan van God", zo leert de Apostel, en daarom beveelt hij: "Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers, die boven hem staan... Wie zich tegen het gezag verzet, verzet zich tegen Gods verordening." (Rom. 13, 1-2) Vgl. 1 Pt. 2, 13-17 Maar tegelijkertijd aarzelden zij niet, zich te verzetten tegen het publieke gezag, toen dit in strijd kwam met Gods heilige wil: "Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen." (Hand. 5, 29) Vgl. Hand. 4, 19-20 Deze weg hebben ontelbare martelaren en gelovigen gevolgd, door alle tijden heen en over de gehele wereld.