H. Paus Johannes Paulus II - 12 november 1988
Met grote vreugde groet ik u, vooraanstaande professoren en u allen die hebben deelgenomen aan het Internationale Congres over Moraaltheologie dat nu ten einde gaat. Mijn groeten gelden Hans Hermann kardinaal Groër, aartsbisschop van Wenen, en de vertegenwoordigers van de Ridders van Columbus die dankzij hun genereuze bijdrage dit congres mogelijk hebben gemaakt. Een woord van waardering gaat ook naar het Instituut voor Studies over het Huwelijk en de Familie van de Pontificale Universiteit van Lateranen, en naar het Romeinse Academische Centrum van het Heilige Kruis, dat het Congres promootte en er verantwoordelijk voor was.
Het thema dat u in deze dagen bezig heeft gehouden, beste broeders, en uw diepe reflectie heeft gestimuleerd, was de encycliek "H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968)" en de complexe reeks problemen die ermee verbonden zijn.
Zoals u weet, heeft de Pauselijke Raad voor het Gezin de laatste dagen een vergadering georganiseerd, waarin bisschoppen als vertegenwoordigers van de bisschoppelijke conferenties van de hele wereld hebben deelgenomen die belast zijn met de pastorale zorg voor de familie in de respectieve landen. Dit toevallige toeval biedt mij niet meteen de mogelijkheid om het belang te benadrukken van samenwerking tussen herders en theologen en meer in het algemeen tussen herders en de wereld van de wetenschap, om te zorgen voor een effectieve en adequate ondersteuning voor getrouwde personen die zich inzetten voor het goddelijke plan voor het huwelijk dat hun leven vervuld.
Allen zijn zich bewust van de expliciete uitnodiging in de encycliek "H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968)" aan alle mensen van de wetenschap en, op een speciale manier, aan katholieke wetenschappers, zodat zij door hun studies kunnen bijdragen aan een steeds diepgaander verduidelijking van de verschillende omstandigheden die gunstig zijn bij een juiste regeling van menselijke voortplanting. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 24 Ook ik heb die uitnodiging bij verschillende gelegenheden vernieuwd omdat ik ervan overtuigd ben dat een interdisciplinaire inspanning onontbeerlijk is voor een adequate aanpak van de complexe problemen met betrekking tot dit delicate gebied.