H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1986
DOMINUM ET VIVIFICANTEM Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld |
|||
► | DE GEEST DIE HET LEVEN GEEFT | ||
► | De Geest en de bruid zeggen: "Kom!" |
De adem van het goddelijke leven, de Heilige Geest, wordt op de meest eenvoudige en gewone wijze uitgedrukt en ervaren in het gebed. Het is mooi en heilzaam te bedenken dat, waar men ook bidt in de wereld, de Heilige Geest daar is, de levensadem van het gebed. Het is ook mooi en heilzaam te beseffen dat, als het gebed over heel de aarde verbreid is, in het verleden, het heden en de toekomst, de aanwezigheid en de werking van de Heilige Geest even verbreid zijn, omdat Hij het gebed in het hart van de mens inspireert in heel de onmetelijke gamma van de meest verschillende situaties en van omstandigheden die nu eens gunstig dan weer ongunstig zijn voor het geestelijke en godsdienstige leven. Dikwijls stijgt het gebed op uit het hart van de mens onder de werking van de Geest ondanks het hart van de mens onder de werking van de Geest ondanks verboden en vervolgingen en zelfs ondanks officiële verklaringen over het areligieuze of atheïstische karakter van het openbare leven! Het gebed blijft steeds de stem van al diegenen die schijnbaar geen stem hebben, en in deze stem weerklinkt altijd het “luid roepen” dat aan Christus toegeschreven wordt door de brief aan de Hebreeën. Vgl. Heb. 5, 7 Het gebed is ook de openbaring van de peilloze diepte die het menselijk hart is: een diepte die uit God is en alleen door God gevuld kan worden juist met de Heilige Geest! Wij lezen in Lucas: “Als gij dus, ofschoon ge slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de Heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen” (Lc. 11, 13).
De Heilige Geest is de gave die in het mensenhart komt samen met het gebed. Hierin verschijnt Hij bovenal als de gave die “onze zwakheid te hulp komt”. Sint Paulus heeft deze prachtige gedachte ontwikkeld waar hij in de brief aan de Romeinen schrijft:“Wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rom. 8, 26). De Heilige Geest stelt ons dus niet alleen in staat te bidden, maar voert ons “van binnenuit” tot het gebed, vult onze ontoereikend aan en verhelpt ons onvermogen om te bidden: Hij is aanwezig in ons gebed en geeft er een goddelijke dimensie aan. Vgl. Origenes van Alexandrië, Over het gebed, De Oratione. 2 PG 11, 419-423 Zo “weet Hij die de harten doorgrondt waar de Geest op zint, want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling” (Rom. 8, 27). Het gebed in de Heilige Geest wordt de steeds meer volwassen uitdrukking van de nieuwe mens die daardoor deel heeft aan het goddelijke leven.
Ons moeilijke tijdperk heeft speciaal het gebed nodig. Talrijke mannen en vrouwen hebben in de loop van de geschiedenis – nu en in het verleden – getuigenis afgelegd van het belang van het gebed door zich te wijden aan de lof van God en aan een leven van gebed, vooral in de kloosters. In de laatste jaren groeit ook het aantal mensen die in steeds meer verspreide gebedsbewegingen en –groepen aan het gebed de eerste plaats geven en hierin de vernieuwing van het geestelijke leven nastreven. Dit is een veelbetekenend en troostrijk verschijnsel, aangezien hun ervaring bijgedragen heeft tot de terugkeer naar het gebed onder de gelovigen die geholpen zijn om beter te begrijpen dat de Heilige Geest in de harten een diep verlangen naar heiligheid opwekt. In vele mensen en gemeenschappen groeit het bewustzijn dat de mens bedreigd wordt, dat de mensheid bedreigd wordt, ondanks de duizelingwekkende vooruitgang van de technisch-wetenschappelijke beschaving en niettegenstaande de reële veroveringen en bereikte doelen. Afzonderlijke personen en hele gemeenschappen die het gevaar en zelf reeds de beangstigende werkelijkheid van de geestelijke decadentie van de mens ervaren, zoeken, als het ware geleid door een innerlijke geloofszin, de kracht die de mens kan opheffen en beschermen tegen zichzelf, tegen zijn eigen vergissingen en dwalingen welke zijn verworvenheden vaak schadelijk doen zijn. En zo ontdekken zij het gebed waarin de Geest zich openbaart “die onze zwakheid te hulp komt”. Op deze wijze brengen de tijden waarin wij leven, velen dit tot het gebed terugkeren, nader tot de Heilige Geest.
Ik vertrouw erop dat allen in het onderricht van deze encycliek voedsel zullen vinden voor hun innerlijke leven en erin zullen slagen om onder de werking van de Geest hun toeleg op het gebed te versterken in harmonie met de Kerk en haar leerambt.
Te midden van de problemen, de ontgoochelingen en de hoop, de afval en de terugkeer van onze tijden blijft de Kerk trouw aan het mysterie van haar geboorte. Het is een historisch feit dat de Kerk op Pinksteren uit het cenakel naar buiten is getreden, maar men kan in zekere zin zeggen dat zij het nooit heeft verlaten. Geestelijk behoort het pinkstergebeuren niet alleen maar tot het verleden: de Kerk is steeds in het cenakel, dat zij in haar hart draagt. De Kerk blijft ijverig in het gebed, zoals de apostelen samen met Maria, de Moeder van Christus, en degenen die te Jeruzalem de eerste kiem van de christengemeenschap vormden en biddend de komst van de Heilige Geest afwachtten.
De Kerk blijft ijverig in het gebed met Maria. Deze gemeenschap van de biddende Kerk met de Moeder van Christus maakt deel uit van het mysterie van de Kerk vanaf het begin; wij zien haar in dit mysterie op dezelfde wijze tegenwoordig als in het mysterie van haar Zoon. Dit zegt ons het Concilie: “De heilige Maagd ...overschaduwd door de Geest...heeft Zoon ter wereld gebracht, die God heeft gesteld tot Eerstgeborene onder vele broeders Vgl. Rom. 8, 29 , de gelovigen namelijk, tot wier geboorte en opvoeding zij met moederlijke liefde bijdraagt”. Zij is “door haar heel bijzondere genaden en opdrachten...innig met de Kerk verbonden”; zij is “het model van de Kerk” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63. “De Kerk die de verborgen heiligheid van Maria beschouwt en haar liefde navolgt...wordt zelf ook moeder” en “in navolging van de Moeder van de Heer bewaart zij op maagdelijke wijze, door de kracht van de Heilige Geest, het ongerept geloof, de standvastige hoop en de oprechte liefde”; “ook zij (de Kerk) is moeder: zij behoudt haar trouw aan de Bruidegom gaaf en zuiver” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64.
Zo begrijpt men de diepe zin van de reden waarom de Kerk zich samen met de Moedermaagd ononderbroken als bruid tot haar goddelijke Bruidegom richt, zoals de door het Concilie aangehaalde woorden van de Apokalyps getuigen: “De Geest en de bruid zeggen tot de Heer Jezus: ‘Kom!’” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4 Vgl. Apok. 22, 17 . Het gebed van de Kerk is steeds deze onophoudelijke smeekbede waarin “de Geest zelf voor ons ten beste spreekt”: Hij spreekt dit gebed in zekere zin zelf uit met de Kerk en in de Kerk. Want de Geest is aan de Kerk gegeven, opdat door zijn kracht heel de gemeenschap van het volk Gods, in heel haar verscheidenheid en in al haar vertakkingen, mag volharden in de hoop: in die hoop waarin “wij gered zijn” Vgl. Rom. 8, 24 . Het is de eschatologische hoop, de hoop op de uiteindelijke voltooiing in God, de hoop op de eeuwige rijk dat werkelijkheid wordt in de deelname aan het leven van de Drie-eenheid. De Heilige Geest die als Helper aan de apostelen is gegeven, is de bewaarder van deze hoop in het hart van de Kerk.
In het vooruitzicht van het derde millennium na Christus en terwijl “de Geest en de bruid tot de Heer Jezus zeggen: ‘Kom!’, is dit gebed zoals steeds geladen met een eschatologische strekking die bestemd is om ook aan de viering van het jubileum zijn volle betekenis te geven. Het is een gebed dat gericht staat op de heilsbestemmingen waarvoor de Heilige Geest door zijn werking in de loop van heel de mensengeschiedenis op aarde de harten opent. Maar dit gebed richt zich tegelijk op een heel bepaald moment van de geschiedenis, waarin de “volheid der tijden” benadrukt en gescandeerd wordt door het jaar tweeduizend. De Kerk wil zich op het jubileum voorbereiden in de Heilige Geest, zoals de Maagd van Nazareth, uit wie het Woord het vlees heeft aangenomen, voorbereid werd door de Heilige Geest.