H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1986
“De geest van Jahwe, mijn Heer, rust op mij,
want Jahwe heeft mij gezalfd.
Hij heeft mij gezonden
om de armen het blijde nieuws te brengen,
om te verbinden wier hart is gebroken,
om aan de gevangenen vrijlating te melden,
en aan de geboeiden de terugkeer naar het licht;
om een jaar van Jahwe’s genade te melden” (Jes. 61, 1s.)
De Gezalfde wordt ook gezonden “met de Geest van Jahwe”:
“En nu heeft Jahwe, de Heer,
mij gezonden met zijn geest” (Jes. 48, 16).
Volgens het boek van Jesaja is de Gezalfde die gezonden wordt samen met de Geest van Jahwe, tevens de uitverkoren Dienaar van Jahwe, op wie de Geest van God rust:
“Zie hier mijn dienstknecht, die Ik ondersteun;
mijn uitverkorene, die Mij welgevallig is.
Ik heb mijn geest op hem gelegd” (Jes. 42, 1)
Men weet dat de Dienaar van Jahwe in het boek van Jesaja is geopenbaard als ware Man van smarten: de Messias die lijdt voor de zonden van de wereld Vgl. Jes. 53, 5-6.8 . Tegelijk is hij juist degene wiens zending echte heilsvruchten zal dragen voor de gehele mensheid. “Hij maakt de volkeren het recht openbaar...”, (Jes. 42, 1); en hij zal het “verbond met het volk, het licht voor de naties” zijn (Jes. 42, 6); want “mijn heil moet reiken tot in de uithoeken der aarde” (Jes. 49, 6); daarom
“zullen mijn geest, die op u rust,
en de woorden die Ik in uw mond heb gelegd,
niet wijken uit uw mond,
noch uit de mond van uw nakomelingen
noch uit die van hun nakomelingen,
van nu af en tot in eeuwigheid, zegt Jahwe” (Jes. 59, 21).
De hier weergegeven teksten van de profeet moeten door ons gelezen worden in het licht van het evangelie – zoals anderzijds het Nieuwe Testament op speciale wijze verhelderd wordt door het bewonderenswaardige licht dat deze oudtestamentische teksten bevatten. De profeet stelt de Messias voor als degene die in de Heilige Geest komt, als degene die de volheid van deze Geest bezit, in zich en tegelijk voor de anderen, voor Israël, voor alle naties, voor de gehele mensheid. De volheid van de Geest van God gaat vergezeld van veelvuldige gaven, de heilsgoederen, die op bijzondere wijze bestemd zijn voor de armen en lijdenden, voor allen die hun hart openstellen voor deze gaven – soms door middel van de smartelijke ervaringen van het eigen bestaan, maar vooral door de innerlijke beschikbaarheid die uit het geloof voortkomt. Dat voelde de oude Simeon aan, “een wetgetrouw en vroom man” op wie “de Heilige Geest rustte”, op het ogenblik van de opdracht van Jezus in de tempel, toen hij in Hem het “heil” onderkende, ‘’dat bereid is voor alle volkeren” tegen de prijs van het grote lijden – het kruis – dat Hij samen met zijn Moeder moest dragen Vgl. Lc. 2, 25-35 . Dat voelde de Maagd Maria nog beter aan die “ontvangen had van de Heilige Geest” Vgl. Lc. 1, 35 , toen zij in haar hart nadacht over de “mysteries” van de Messias, waarmee zij verbonden was Vgl. Lc. 2, 19.51 .