H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1986
De prijs voor de komst van de Heilige Geest is het “heengaan” van Christus. De aankondiging van dit “heengaan” heeft de droefheid van de apostelen veroorzaakt Vgl. Joh. 16, 6 , welke haar dieptepunt zal bereiken bij het lijden en de dood op Goede Vrijdag, maar op haar beurt “zal deze droefenis in vreugde verkeren” Vgl. Joh. 16, 20 . Christus zal immers in zijn verlossend “heengaan” de heerlijkheid van de verrijzenis en de hemelvaart naar de Vader opnemen. Zo is dus bij het “heengaan” van de Meester, een heengaan dat “goed” is, want dank zij dit heengaan zou een andere “Trooster” komen Vgl. Joh. 16, 7 . Tegen de prijs van het kruis dat de verlossing heeft bewerkt, uit kracht van heel het paasmysterie van Jezus Christus, komt de Heilige Geest om vanaf de dag van Pinksteren met de apostelen te blijven, met de Kerk en in de Kerk, en door middel van de Kerk in de wereld.
Het nieuwe begin van de zelfmededeling van de drie-ene God in de Heilige Geest door Jezus Christus, de Verlosser van de mens en de wereld, wordt op deze wijze definitief verwerkelijkt.
Dit mysterie wordt op de dag van de verrijzenis op definitieve wijze uitgedrukt. Op die dag wordt Jezus van Nazaret “die naar het vlees geboren is uit het geslacht van David”, zoals de apostel Paulus schrijft, “naar de Geest van heiligheid als Zoon van God in kracht... gesteld, door zijn opstanding uit de doden” (Rom. 1, 3s.). Zo kan men zeggen dat de Messiaanse “verheffing” van Christus in de Heilige Geest haar hoogtepunt bereikt in de verrijzenis, waarin Hij zich ook openbaart als Zoon van God “vol kracht”. En deze kracht waarvan de bronnen ontspringen in de ondoorgrondelijke gemeenschap van de Drie-eenheid, openbaart zich allereerst in het feit dat de verrezen Christus die van de ene kant de belofte van God vervult welke eens door de mond van de profeet was uitgesproken: “Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u storten...mijn geest” (Ez. 36, 26s.) Vgl. Joh. 7, 37-39 Vgl. Joh. 19, 34 , van de andere kant zijn eigen belofte vervult welke Hij aan de apostelen gedaan had met de woorden: “Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden” (Joh. 16,7). Hem: de Geest der waarheid, de Parakleet, die door de verrezen Christus gezonden is om ons om te vormen naar zijn eigen beeld als verrezene. Vgl. H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Johannes, Commentarium in Joannis Evangelium. V, II: PG 73, 755
Zie: “In de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats van de leerlingen gesloten waren uit de vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met u’. Na dit gezegd te hebben, toonde Hij hun zijn handen zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u’. Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvangt de Heilige Geest’ “. (Joh. 20, 19-22). Alle bijzonderheden van deze sleuteltekst van het evangelie van Johannes hebben hun eigen betekenis, speciaal als wij ze lezen onder verwijzing naar de woorden die uitgesproken zijn in het cenakel aan het begin van het Paasgebeuren. Dit gebeuren – het triduum sacrum van Jezus die de Vader gewijd heeft door de zalving en in de wereld gezonden – komt tot voleinding. Christus die als Mensenzoon en Lam Gods “de geest gegeven had” op het kruis Vgl. Joh. 19, 30 , gaat, eenmaal verrezen, naar de apostelen om “over hen te blazen” met de kracht waarover de brief aan de Romeinen spreekt Vgl. Rom. 1, 4 . De komst van de Heer vervult de aanwezigen met vreugde: “Hun droefenis verkeert in vreugde” Vgl. Joh. 16, 20 , zoals Hij zelf reeds beloofd had voor zijn lijden. En vooral de voornaamste belofte van de afscheidsrede wordt vervuld: als het ware een nieuwe schepping beginnend “brengt” de verrezen Christus de Heilige Geest aan de apostelen. Hij brengt Hem tegen de prijs van zijn “heengaan”; Hij geeft hun deze Geest om zo te zeggen door de wonden van zijn kruisiging: “Hij toonde hun zijn handen en zijn zijde”. Het is uit kracht van deze kruisiging dat Hij hun zegt: “Ontvangt de Heilige Geest”.
Zo wordt er een nauwe band gevestigd tussen de zending van de Zoon en de zending van de Heilige Geest. De Heilige Geest wordt (na de erfzonde) niet gezonden zonder het kruis en de verrijzenis: “Als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen” (Joh. 16, 7). Ook in de verlossing wordt een nauwe band gevestigd tussen de zending van de Heilige Geest en de zending van de Zoon. De zending van de Zoon vindt in zekere zin haar “voltooiing” in de verlossing. De zending van de Heilige Geest “put” uit de verlossing: “Hij zal u verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft” (Joh. 16,15). De verlossing wordt geheel bewerkt door de Zoon als de Gezalfde die gekomen is en gehandeld heeft uit kracht van de Heilige Geest en zich tenslotte als offer aangeboden heeft op het hout van het kruis. En deze verlossing wordt tegelijk voortdurend bewerkt in het hart en het geweten van de mensen – in de geschiedenis van de wereld – door de Heilige Geest die de “andere Helper” is.
Krachtens de schepping is God degene door wie wij allen “het leven, het bewegen en het zijn hebben” (Hand. 17, 28), terwijl de kracht van de verlossing zich op haar beurt doorzet en ontvouwt in de geschiedenis van de mens en de wereld als in een tweevoudig “ritme” waarvan de bron zich bevindt in de eeuwige Vader. Het is enerzijds het ritme van de zending van de Zoon die in de wereld gekomen is en geboren is uit de Maagd Maria door de Heilige Geest; en anderzijds ook het ritme van de zending van de Heilige Geest, die definitief geopenbaard is door Christus. Door het “heengaan” van de Zoon is de Heilige Geest gekomen en komt Hij onophoudelijk als Helper en Geest der waarheid. En in het kader van de zending van de Heilige Geest, als het ware in het hart van zijn onzichtbare aanwezigheid, “komt” de Zoon die in het Paasmysterie “heengaan” was voortdurend tegenwoordig in het mysterie van de Kerk; nu eens verbergt Hij zich, dan weer op openbaart Hij zich in haar geschiedenis, terwijl Hij steeds de loop ervan leidt. Dit alles geschiedt op sacramentele wijze, door de werking van de Heilige Geest die put uit de schatten van de verlossing van Christus en aanhoudend het leven geeft. Door zich steeds levendiger bewust te zijn van dit mysterie ziet de Kerk zichzelf steeds beter, vooral als sacrament.
Het geschiedt ook, omdat de Kerk volgens de wil van haar Heer door middel van de verschillende sacramenten haar heilbrengend dienstwerk verricht ten opzichte van de mens. Iedere keer dat een sacrament toegediend wordt, brengt dit het mysterie mee van het “heengaan” van Christus door middel van het kruis en de verrijzenis, uit kracht waarvan de Heilige Geest komt. Hij komt en werkt: “Hij geeft het leven”. Want de sacramenten betekenen de genade en bewerken de genade: zij betekenen het leven en bewerken het leven. De Kerk is de zichtbare uitdeelster van de gewijde tekenen, terwijl de Heilige Geest hierin werkt als de onzichtbare uitdeler van het leven dat zij betekenen. Samen met de Heilige Geest is en werkt Christus Jezus daarin.