• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
De afscheidsrede van Christus tijdens het paasmaal heeft speciaal betrekking op deze “gave” en “zelfgave” van de Heilige Geest. In het evangelie van Johannes wordt als het ware de diepste “logica” onthuld van het heilsmysterie dat van eeuwigheid af vervat is in Gods plan, als uitbreiding van de onuitsprekelijke gemeenschap van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het is de goddelijke “’logica” die van het mysterie van de Drie-eenheid leidt naar het mysterie van de verlossing van de wereld in Jezus Christus. De verlossing die de Zoon bewerkt heeft binnen de dimensies van de aardse geschiedenis van de mens – bewerkt in zijn “heengaan” door middel van het kruis en de verrijzenis – wordt tegelijkertijd in heel haar heilskracht overgedragen aan de Heilige Geest: degene die “van Mij ontvangen zal” (Joh. 16, 14). De woorden van de tekst van Johannes geven aan dat volgens het goddelijke plan het “heengaan” van Christus noodzakelijke voorwaarde is voor de “zending” en de komst van de Heilige Geest; zij zeggen ook dat toen de nieuwe heilbrengende zelfmededeling God begon, in de Heilige Geest.
Daarom zegt Jezus in de zaal van het Laatste Avondmaal, het cenakel: “Het is goed voor u dat Ik heenga”; “Nu Ik wel heenga, zal Ik Hem tot u zenden” (Joh. 16, 7). Het “heengaan” van Christus door middel van het kruis heeft de kracht van verlossing – en dit betekent ook een nieuwe aanwezigheid van de Geest van God in de schepping: het nieuwe begin van de zelfmededeling van God aan de mens in de Heilige Geest. “En het bewijs dat ge zonen zijt: Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons gezonden die roept:: Abba, Vader!”, schrijft de apostel Paulus in de brief aan de Galaten (Gal. 4, 6) Vgl. Rom. 8, 15 . De Heilige Geest is de Geest van de Vader, zoals de woorden van de afscheidsrede in het cenakel bevestigen. Hij is tegelijk de Geest van de Zoon, de Geest van Jezus Christus, zoals de apostelen en in het bijzonder Paulus van Tarsus Vgl. Gal. 4, 6 Vgl. Fil. 1, 19 Vgl. Rom. 8, 11 zullen belijden. Met de zending van deze Geest “in ons” begint zich te voltrekken wat “de schepping vurig verlangt”, zoals wij in de brief aan de Romeinen lezen.

De prijs voor de komst van de Heilige Geest is het “heengaan” van Christus. De aankondiging van dit “heengaan” heeft de droefheid van de apostelen veroorzaakt Vgl. Joh. 16, 6 , welke haar dieptepunt zal bereiken bij het lijden en de dood op Goede Vrijdag, maar op haar beurt “zal deze droefenis in vreugde verkeren” Vgl. Joh. 16, 20 . Christus zal immers in zijn verlossend “heengaan” de heerlijkheid van de verrijzenis en de hemelvaart naar de Vader opnemen. Zo is dus bij het “heengaan” van de Meester, een heengaan dat “goed” is, want dank zij dit heengaan zou een andere “Trooster” komen Vgl. Joh. 16, 7 . Tegen de prijs van het kruis dat de verlossing heeft bewerkt, uit kracht van heel het paasmysterie van Jezus Christus, komt de Heilige Geest om vanaf de dag van Pinksteren met de apostelen te blijven, met de Kerk en in de Kerk, en door middel van de Kerk in de wereld.

Het nieuwe begin van de zelfmededeling van de drie-ene God in de Heilige Geest door Jezus Christus, de Verlosser van de mens en de wereld, wordt op deze wijze definitief verwerkelijkt.

Dit mysterie wordt op de dag van de verrijzenis op definitieve wijze uitgedrukt. Op die dag wordt Jezus van Nazaret “die naar het vlees geboren is uit het geslacht van David”, zoals de apostel Paulus schrijft, “naar de Geest van heiligheid als Zoon van God in kracht... gesteld, door zijn opstanding uit de doden” (Rom. 1, 3s.). Zo kan men zeggen dat de Messiaanse “verheffing” van Christus in de Heilige Geest haar hoogtepunt bereikt in de verrijzenis, waarin Hij zich ook openbaart als Zoon van God “vol kracht”. En deze kracht waarvan de bronnen ontspringen in de ondoorgrondelijke gemeenschap van de Drie-eenheid, openbaart zich allereerst in het feit dat de verrezen Christus die van de ene kant de belofte van God vervult welke eens door de mond van de profeet was uitgesproken: “Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u storten...mijn geest” (Ez. 36, 26s.) Vgl. Joh. 7, 37-39 Vgl. Joh. 19, 34 , van de andere kant zijn eigen belofte vervult welke Hij aan de apostelen gedaan had met de woorden: “Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden” (Joh. 16,7). Hem: de Geest der waarheid, de Parakleet, die door de verrezen Christus gezonden is om ons om te vormen naar zijn eigen beeld als verrezene. Vgl. H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Johannes, Commentarium in Joannis Evangelium. V, II: PG 73, 755

Zie: “In de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats van de leerlingen gesloten waren uit de vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met u’. Na dit gezegd te hebben, toonde Hij hun zijn handen zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u’. Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvangt de Heilige Geest’ “. (Joh. 20, 19-22). Alle bijzonderheden van deze sleuteltekst van het evangelie van Johannes hebben hun eigen betekenis, speciaal als wij ze lezen onder verwijzing naar de woorden die uitgesproken zijn in het cenakel aan het begin van het Paasgebeuren. Dit gebeuren – het triduum sacrum van Jezus die de Vader gewijd heeft door de zalving en in de wereld gezonden – komt tot voleinding. Christus die als Mensenzoon en Lam Gods “de geest gegeven had” op het kruis Vgl. Joh. 19, 30 , gaat, eenmaal verrezen, naar de apostelen om “over hen te blazen” met de kracht waarover de brief aan de Romeinen spreekt Vgl. Rom. 1, 4 . De komst van de Heer vervult de aanwezigen met vreugde: “Hun droefenis verkeert in vreugde” Vgl. Joh. 16, 20 , zoals Hij zelf reeds beloofd had voor zijn lijden. En vooral de voornaamste belofte van de afscheidsrede wordt vervuld: als het ware een nieuwe schepping beginnend “brengt” de verrezen Christus de Heilige Geest aan de apostelen. Hij brengt Hem tegen de prijs van zijn “heengaan”; Hij geeft hun deze Geest om zo te zeggen door de wonden van zijn kruisiging: “Hij toonde hun zijn handen en zijn zijde”. Het is uit kracht van deze kruisiging dat Hij hun zegt: “Ontvangt de Heilige Geest”.

Zo wordt er een nauwe band gevestigd tussen de zending van de Zoon en de zending van de Heilige Geest. De Heilige Geest wordt (na de erfzonde) niet gezonden zonder het kruis en de verrijzenis: “Als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen” (Joh. 16, 7). Ook in de verlossing wordt een nauwe band gevestigd tussen de zending van de Heilige Geest en de zending van de Zoon. De zending van de Zoon vindt in zekere zin haar “voltooiing” in de verlossing. De zending van de Heilige Geest “put” uit de verlossing: “Hij zal u verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft” (Joh. 16,15). De verlossing wordt geheel bewerkt door de Zoon als de Gezalfde die gekomen is en gehandeld heeft uit kracht van de Heilige Geest en zich tenslotte als offer aangeboden heeft op het hout van het kruis. En deze verlossing wordt tegelijk voortdurend bewerkt in het hart en het geweten van de mensen – in de geschiedenis van de wereld – door de Heilige Geest die de “andere Helper” is.

Wij willen hier onze aandacht vooral richten op deze zending van de Heilige Geest om “de wereld het overtuigend bewijs te leveren van wat zonde is”, maar onder inachtneming van de algemene context van de woorden van Jezus in het cenakel. De Heilige Geest die van de Zoon het werk van de verlossing van de wereld aanneemt, neemt daarmee tegelijk de heilbrengende taak op zich “de zonde aan te tonen”. Dit aantonen staat steeds in verbinding met de “gerechtigheid”, dat wil zeggen met het definitieve heil in God, met de voltooiing van de heilseconomie die als middelpunt de gekruisigde en verrezen Christus heeft. En deze heilseconomie van God onttrekt de mens in zekere zin aan het “oordeel”, aan de veroordeling dus waarmee de zonde van Satan, “de vorst dezer wereld”, is getroffen, de zonde van hem die vanwege zijn zonde “beheerser van deze wereld van duisternis” Vgl. Ef. 6, 12 is geworden. Zo openen zich dor de verbinding met het ”oordeel” wijde perspectieven voor het begrip van de “zonde” en ook van de “gerechtigheid”. De Heilige Geest die tegen de achtergrond van het kruis van Christus de zonde in de heilseconomie aantoont (de zonde die men “de verloste zonde” zou kunnen noemen), maakt duidelijk hoe het zijn zending is ook de zonde “aan te tonen” die reeds definitief veroordeeld is (“de veroordeelde zonde”).
De eucharistische tegenwoordigheid van Christus – zijn sacramenteel “Ik ben met u” – maakt het de Kerk mogelijk haar eigen mysterie steeds dieper te ontdekken, zoals heel de ecclesiologie van het Tweede Vaticaans Concilie bevestigt: “In Christus is de Kerk als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1. Als sacrament ontplooit de Kerk zich vanuit het paasmysterie van het “heengaan” van Christus en leeft zij van zijn steeds nieuwe “komst” door de Heilige Geest, in der werking van de Parakleet, de Geest der waarheid. Juist dit is het wezen van het mysterie van de Kerk zoals het Concilie belijdt.

Krachtens de schepping is God degene door wie wij allen “het leven, het bewegen en het zijn hebben” (Hand. 17, 28), terwijl de kracht van de verlossing zich op haar beurt doorzet en ontvouwt in de geschiedenis van de mens en de wereld als in een tweevoudig “ritme” waarvan de bron zich bevindt in de eeuwige Vader. Het is enerzijds het ritme van de zending van de Zoon die in de wereld gekomen is en geboren is uit de Maagd Maria door de Heilige Geest; en anderzijds ook het ritme van de zending van de Heilige Geest, die definitief geopenbaard is door Christus. Door het “heengaan” van de Zoon is de Heilige Geest gekomen en komt Hij onophoudelijk als Helper en Geest der waarheid. En in het kader van de zending van de Heilige Geest, als het ware in het hart van zijn onzichtbare aanwezigheid, “komt” de Zoon die in het Paasmysterie “heengaan” was voortdurend tegenwoordig in het mysterie van de Kerk; nu eens verbergt Hij zich, dan weer op openbaart Hij zich in haar geschiedenis, terwijl Hij steeds de loop ervan leidt. Dit alles geschiedt op sacramentele wijze, door de werking van de Heilige Geest die put uit de schatten van de verlossing van Christus en aanhoudend het leven geeft. Door zich steeds levendiger bewust te zijn van dit mysterie ziet de Kerk zichzelf steeds beter, vooral als sacrament.

Het geschiedt ook, omdat de Kerk volgens de wil van haar Heer door middel van de verschillende sacramenten haar heilbrengend dienstwerk verricht ten opzichte van de mens. Iedere keer dat een sacrament toegediend wordt, brengt dit het mysterie mee van het “heengaan” van Christus door middel van het kruis en de verrijzenis, uit kracht waarvan de Heilige Geest komt. Hij komt en werkt: “Hij geeft het leven”. Want de sacramenten betekenen de genade en bewerken de genade: zij betekenen het leven en bewerken het leven. De Kerk is de zichtbare uitdeelster van de gewijde tekenen, terwijl de Heilige Geest hierin werkt als de onzichtbare uitdeler van het leven dat zij betekenen. Samen met de Heilige Geest is en werkt Christus Jezus daarin.

Document

Naam: DOMINUM ET VIVIFICANTEM
Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 18 mei 1986
Copyrights: © 1986 Stg. Verkondiging van het Bisdom Roermond
Bewerkt: 14 september 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test