DE APOSTOLICITEIT VAN DE KERK EN DE APOSTOLISCHE SUCCESSIE
(Soort document: Internationale Theologische Commissie)
11 oktober 1973
HOOFDSTUK 6 - Elementen voor een waardering van de niet-katholieke ambten
De voorgaande schets van de katholieke opvatting over de apostolische successie stelt ons in staat de algemene regels te geven voor een waardering van de niet-katholieke ambten. In deze context is het onvermijdelijk de verschillen in oorsprong voor ogen te houden, de ontwikkeling van die kerken en kerkgemeenschappen en de opvatting die zij over zichzelf hebben.
- Ondanks de verschillen in waardering van het Petrusambt, zijn de Katholieke Kerk, de orthodoxe Kerk en de andere kerken die de werkelijkheid van de apostolische successie hebben bewaard eensgezind in een zelfde fundamentele opvatting over de sacramentaliteit van de Kerk, die reeds vanaf het Nieuwe Testament via de gemeenschappelijke vaders, vooral de heilige Irenaeus, aan de dag is getreden. Deze kerken beschouwen de sacramentele opneming in het kerkelijk ambt, die tot stand komt door de handoplegging onder de aanroeping van de Heilige Geest, als de onvermijdelijke vorm voor de overdracht van de apostolische successie, en alleen deze doet de Kerk volharden in de leer en de eenheid. Deze eensgezindheid wat betreft de nooit onderbroken samenhang van Schrift, traditie en sacrament is de reden, dat de eenheid tussen deze kerken en de Katholieke Kerk nooit volledig is verbroken en zich tegenwoordig misschien weer verlevendigt.
- Vruchtbare besprekingen worden voortgezet met de anglicaanse kerken die de handoplegging hebben bewaard, waarvan de interpretatie verschillend is geweest.
Het is onmogelijk hier vooruit te grijpen op de eventuele resultaten van deze dialoog die onderzoekt, in welke mate de constitutieve elementen voor de eenheid liggen besloten in de handhaving van de ritus der handoplegging en de overeengekomen gebeden.
- De kerkgemeenschappen die zijn voortgekomen uit de reformatie van de zestiende eeuw verhouden zich zo verschillend tot elkaar, dat de beschrijving van hun betrekkingen tot de Katholieke Kerk in elk geval apart moet worden genuanceerd. Toch zijn er algemene gemeenschappelijke lijnen te ontdekken. De stroming van de reformatie heeft in het algemeen de binding tussen Schrift en kerkelijke traditie ontkend ten gunste van de normativiteit van de Schrift alleen. Zelfs al verwijst men later op allerlei manieren naar de traditie, toch kent men er niet dezelfde waarde aan toe als in de oude Kerk. Terwijl het wijdingssacrament de sacramentele uitdrukking was die onontbeerlijk was voor de eenheid in de traditie, heeft de proclamatie van het 'sola scriptura' de verduistering van het oude begrip van de Kerk en haar priesterschap meegebracht. Feitelijk heeft men door de eeuwen heen ook dikwijls afstand gedaan van de handoplegging, hetzij door mensen die reeds ingeordend waren, hetzij door anderen. Daar waar de handoplegging werd gepraktizeerd, had ze niet dezelfde betekenis als in de Kerk van de traditie. Dit verschil in de ordening van de ambtsdrager en in de interpretatie van het ambt is slechts het meest in het oog springende symptoom van de verschillen in opvatting over de begrippen 'kerk' en 'traditie'. Door talrijke veelbelovende toenaderingen Zie de resultaten van bepaalde bilaterale besprekingen. is men begonnen de contacten met deze traditie te herstellen, hoewel men de breuk nog niet daadwerkelijk te boven is gekomen. In deze omstandigheden blijft de intercommunie op dit moment nog onmogelijk, Vgl. Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen, Richtlijnen voor de toepassing van de beginselen en normen inzake de oecumenische beweging, Oecumenisch Directorium (25 mrt 1993), 38. Voor de mogelijkheid tot deelneming aan de Eucharistie in bijzondere gevallen omdat de sacramentele continuïteit in de apostolische successie al van meet af aan zowel voor de orthodoxe kerken als voor de Katholieke Kerk een onontbeerlijk element vormt voor de kerkelijke eenheid.
Deze constatering betekent in geen geval, dat de kerkelijke en geestelijke hoedanigheden van de protestantse ambten en kerkgemeenschappen alleen hierom te veronachtzamen zouden zijn. De ambtsdragers hebben de gemeenten gesticht en onderhouden. Door het doopsel, door de studie en de verkondiging van het woord, door het gemeenschappelijke gebed en de viering van het avondmaal, en door hun ijver, hebben zij de mensen tot het geloof in de Heer gebracht en hebben zij hen aldus geholpen de weg van het heil te vinden. Er zijn in deze gemeenschappen dus elementen die zeker behoren tot de apostoliciteit van de ene Kerk van Christus. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 15 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3.19-23
Ook al kan de eenheid met de Katholieke Kerk slechts sacramenteeel tot stand komen - en nooit door louter juridische en administratieve middelen Wanneer men zich zou willen ontdoen van deze ritus om deze te vervangen door een eenvoudig decreet van welke instantie dan ook, zou men het gevaar lopen de sacramentele gave, waarvan men zich niet naar eigen inzicht kan ontdoen, te vervangen door de eigen macht van de ambtsdragers. -, het is duidelijk, dat de geestelijke hoedanigheid van die ambten nooit kan worden veronachtzaamd. Een dergelijke sacramentele handeling zou in de Catholica de bestaande waarden moeten integreren en de ritus zou ongetwijfeld moeten uitdrukken, dat reeds werkelijke charismata worden opgenomen.
© 1974, Archief van de Kerken 29e jrg nr 22 p. 988-1000
Alineaverdeling en -nummering: redactie