H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
Juist als leden van de Kerk hebben de lekengelovigen de roeping en de zending om het evangelie te verkondigen: zij hebben daarvoor de bevoegdheid en de verplichting door de sacramenten van de christelijke initiatie en door de gaven van de heilige Geest.
Wij lezen in een heldere en bondige tekst van het Tweede Vaticaans Concilie:
”Door hun aandeel in het priester-, leraars- en herdersambt van Christus hebben de leken ook hun actief aandeel in het leven en het werk van de Kerk. (.....) Want gevoed door een actieve deelneming aan het liturgische leven van hun gemeenschap, verrichten juist zij met zorg hun taak in het apostolaat van die gemeenschap zij brengen mensen terug tot de Kerk die er misschien ver van waren verwijderd; bij het doorgeven van het Woord van God, vooral in het catechetisch onderricht, hebben zij een actief aandeel; hun deskundigheid stellen zij ter beschikking om de zielzorg als ook het beheer van de kerkelijke goederen doeltreffender te doen zijn” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 10
Het is in de evangelisatie dat de gehele zending van de Kerk zich concentreert en ontplooit; de historische weg daarvan verloopt onder de genade en het bevel van Jezus Christus: ”Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15) “Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (Mt. 28, 20). Paulus VI schrijft:
“De taak van de evangelisatie moet immers worden beschouwd als de eigen genade en roeping van de Kerk en is uitdrukking van haar meeste ware aard." H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 14
De Kerk wordt door de evangelisatie opgebouwd en gevormd als gemeenschap van geloof: meer precies als gemeenschap van een geloof dat beleden wordt in de instemming met het woord van God, gevierd in de sacramenten en in praktijk gebracht in de liefde als ziel van het zedelijk bestaan van de christen. De “Blijde Boodschap” wil inderdaad in het hart en het leven van de mens de bekering opwekken en het Persoonlijk aanhangen van Jezus Christus, de Heiland en de Heer; zij bereidt voor op het doopsel en de Eucharistie en wordt bekrachtigd in het besluit om het nieuwe leven te leiden volgens de Geest en de verwerkelijking ervan.
Het gebod van Jezus: “Gaat uit en verkondigt het Evangelie” behoudt zeker altijd zijn levende waarde en blijft onverminderd dringend. Maar de huidige situatie, niet alleen van de wereld maar ook van vele delen van de Kerk, eist absoluut dat het woord van Christus een meer stipte en edelmoedige gehoorzaamheid ontvangt. Iedere leerling wordt in eerste persoon geroepen; geen enkele leerling kan zich onttrekken aan het geven van zijn eigen antwoord: “Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig” (1 Kor. 9, 16).