H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
Terwijl de Heilige Geest aan de Kerk – gemeenschap diverse bedieningen toevertrouwt verrijkt Hij haar met andere buitengewone gaven en impulsen, die charisma’s genoemd worden. Zij kunnen de meest verschillende vormen aannemen, hetzij als uitdrukking van de absolute vrijheid van de Geest die ze uitdeelt, hetzij als antwoord op de veelvuldige eisen van de geschiedenis van de Kerk. De beschrijving van de classificatie die teksten van het Nieuwe Testament geven aan deze gaven, zijn een teken van hun grote verscheidenheid:
“Aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen. Aan de een wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven, aan een ander een woord van kennis krachtens dezelfde Geest, aan een derde door dezelfde Geest het geloof, aan weer anderen schenkt de ene Geest gaven om ziekten te genezen, om wonderen te doen, de gave van de profetie, de onderscheiding van de geesten, velerlei taal of vertolking ervan” (1 Kor. 12, 7-10) Vgl. 1 Kor. 12, 4-6.28-31 Vgl. Rom. 12, 6-8 Vgl. 1 Pt. 4, 10-11 .
Of de charisma’s buitengewoon zijn dan wel eenvoudig en nederig, zij zijn gaven van de Heilige Geest die direct of indirect een kerkelijk nut hebben omdat zij gericht zijn op de opbouw van de Kerk, op het welzijn van de mensen en op de noden van de wereld.
Ook onze tijd ontbreekt het niet aan bloei van verschillende charisma’s onder de lekengelovigen, mannen en vrouwen. Zij worden aan de afzonderlijke personen gegeven, maar kunnen door anderen gedeeld worden; op deze wijze blijven zij in de tijd bestaan als een kostbare en levende erfenis die een bijzondere geestelijke verwantschap tussen de mensen schept. Juist met betrekking tot het apostolaat van de leken schrijft het Tweede Vaticaans Concilie:
“De Heilige Geest, die het volk van God heiligt door het ambt en door de Sacramenten, verleent aan de gelovigen bovendien bijzondere gaven Vgl. 1 Kor. 12, 7 om dit apostolaat te kunnen verrichten. “Hij deelt ze aan ieder uit zoals Hij het wil” (1 Kor. 12, 11), opdat “ieder die met de gaven zoals hij die heeft ontvangen de anderen dient” ook zelf “als goede beheerder van Gods veelsoortige genade” (1 Pt. 4, 10) bijdraagt in de opbouw van het gehele lichaam in de liefde Vgl. Ef. 4, 16 ” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 3
Volgens de logica van de oorspronkelijke schenking waaruit zij voortgekomen zijn, eisen de gaven van de Heilige Geest dat degenen die ze ontvangen hebben, ze uitoefenen voor de groei van heel de Kerk, zoals het Concilie in herinnering brengt 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 3. "Aan elke gelovige die deze charismatische gaven, ook al zijn het zeer eenvoudige, ontvangt, wordt daarmee recht en de opdracht verleend deze in de Kerk en in de wereld te gebruiken tot welzijn van de mensen en tot opbouw van de Kerk in de vrijheid van de Heilige Geest, die ” blaast waarheen hij wil” (Joh. 3, 8). Hij moet dat in gemeenschap met zijn broeders in Christus doen, en heel speciaal met zijn herders”
De charisma’s moeten in dankbaarheid aangenomen worden door wie ze ontvangt maar ook door de gehele Kerk. Zij zijn immers een bijzondere genaderijkdom voor de apostolische vitaliteit en voor de heiligheid van het gehele lichaam van Christus, mits zij gaven zijn die werkelijk van de Geest komen en uitgeoefend worden geheel overeenstemming met de authentieke impulsen van de Geest. In deze zin is de onderscheiding van de charisma’s steeds noodzakelijk. Want “de werkzaamheid van de Heilige Geest die waait waar Hij wil, wordt niet altijd gemakkelijk onderkend en aanvaard”, zoals de synodevaders gezegd hebben. “Wij weten dat God werkzaam is in alle christengelovigen en wij zijn ons bewust van de weldaden die uit de geestesgaven voortvloeien zowel voor ieder afzonderlijk als voor de christengemeenschap in haar geheel. Tegelijk echter zijn wij ons ook bewust van de macht der zonde en van haar inspanning om het leven van de gelovigen en van de gemeenschappen in beroering en verwarring te brengen”. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 9
Daarom ontslaat geen enkel charisma van de verbinding met en de onderwerping aan de herders van de Kerk. Het Concilie schrijft met duidelijke woorden: “Het oordeel over hun echtheid en hun ordelijke beoefening komt toe aan degenen die in de Kerk leiding te geven hebben en wier bijzondere taak het is om niet de Geest uit te doven, maar alles te onderzoeken en het goede te behouden Vgl. 1 Tess. 5, 12.19-21 ” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12, opdat alle charisma’s in hun verscheidenheid complementariteit meewerken aan het algemene welzijn. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 30