• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Wij luisteren nogmaals naar de woorden van Jezus: “Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. (...) blijft in mij, zoals ik u” (Joh. 15, 1.4). Met deze eenvoudige woorden wordt ons de geheimvolle gemeenschap geopenbaard die de Heer en de leerlingen, Christus en de gedoopten, tot een eenheid samenbindt: een levende en levendmakende gemeenschap, waardoor de christenen niet zichzelf toebehoren maar eigendom van Christus zijn, zoals de raken die aan de wijnstok blijven.

De gemeenschap van de Christenen met Jezus heeft als voorbeeld, bron en doel de gemeenschap van de Zoon met de Vader in de gave van de Heilige Geest: verenigd met de Zoon in de liefdesband van de Geest zijn de christenen verenigd met de Vader. Jezus vervolgt: “ik ben de wijnstok, gij de raken” (Joh. 15, 5). Uit de vereniging van de christenen met Christus vloeit de vereniging van de christenen onderling voort: allen zijn raken van de ene wijnstok die Christus is. de Heer Jezus wijst op de wonderbare weerspiegeling van en de geheimvolle deelname aan het innerlijke leven van liefde van de Vader, de Zoon en de heilige Geest in deze broederlijke gemeenschap.

Jezus bidt voor deze gemeenschap: “Opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” (Joh. 17, 21). Deze gemeenschap is het mysterie zelf van de Kerk, zoals het Tweede Vaticaans Concilie ons in herinnering brengt met de beroemde woorden van de heilige Cyprianus: De gehele Kerk verschijnt als “het verenigde volk dat deel heeft aan de eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4 Aan het begin van de Eucharistieviering worden wij gewoonlijk herinnerd aan dit mysterie van de Kerk-gemeenschap, wanneer de priester ons ontvangt met de groet van de apostel Paulus: “De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen” (2 Kor. 13, 13).

Nadat wij de “figuur” van de lekengelovigen in hun waardigheid geschetst hebben, moeten wij nu nadenken over hun zending en verantwoordelijkheid in de Kerk en in de wereld: maar deze kunnen alleen adequaat begrepen worden in de levende context van de Kerk – gemeenschap.

De leer over de Kerkgemeenschap is de centrale idee die de Kerk op het Tweede Vaticaans Concilie opnieuw over zichzelf heeft voorgehouden, zoals de buitengewone synode die in 1985, twintig jaar na het Concilie, gehouden is, in herinnering heeft gebracht:

“De ecclesiologie van de Kerk als gemeenschap is de centrale en fundamentele idee in de documenten van het Concilie. De koinonia–gemeenschap , die gebaseerd is op de heilige Schrift, is in de oude Kerk hoog in ere gehouden en in de Oosterse kerken tot aan onze dagen toe. Daarom is door het Tweede Vaticaans Concilie veel gedaan om de Kerk te zien als gemeenschap en daaraan in het leven concrete gestalte te geven.

Wat betekent het complexe woord “communio”? In de grond gaat het om de gemeenschap met God door Jezus Christus in de heilige Geest. Deze gemeenschap is er in het woord van God en in de Sacramenten. Het Doopsel is de deur en de grondslag van de gemeenschap in de Kerk.

De Eucharistie is de bron en het hoogtepunt van heel het christelijke leven Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11. De gemeenschap met het eucharistische lichaam van Christus betekent en bewerkt, d.w.z. sticht, de innige gemeenschap van alle gelovigen in het lichaam van Christus dat de Kerk is (1 Kor. 10, 16)” Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 18.

Paulus VI richtte zich kort na het Concilie als volgt tot de gelovigen:

“De Kerk is een gemeenschap. Wat wil gemeenschap in dit geval zeggen? Wij wijzen u op de paragraaf van de catechismus die spreekt over de sanctorum communio, de gemeenschap van de heiligen betekent een tweevoudige vitale deelname: de inlijving van christenen in het leven van Christus en het doorstromen van dezelfde liefde in het gehele samenstel van gelovigen, in deze wereld en in de andere. Vereniging met Christus en in Christus; en vereniging tussen de christenen in de Kerk” H. Paus Paulus VI, Audiëntie, De Kerk liefhebben als Christus' Bruid en onze moeder (8 juni 1966).

De bijbelse beelden waarmee het Concilie ons heeft willen brengen tot de beschouwing van het mysterie van de Kerk, stellen de realiteit van de kerkgemeenschap in het licht in haar onverbrekelijke dimensie van gemeenschap van de christenen met Christus en van gemeenschap van de christenen onderling. Het zijn de beelden van de schaapstal, de kudde, de wijnstok, het geestelijke bouwwerk, de heilige stad Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 6. Het is vooral het beeld van het lichaam dat de apostel Paulus voorstelt, wiens leer op verfrissende en aantrekkelijke wijze door talrijke bladzijden van het Concilie stroomt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7. en passim.. Het Concilie neemt op zijn beurt uit de gehele heilsgeschiedenis het beeld van de Kerk als volk van God over en houdt dit opnieuw voor: “het heeft God behaagd de mensen geenszins afzonderlijk, zonder enig onderling verband, te heiligen en te redden, maar hen tot een volk te verenigen dat Hem naar waarheid zou erkennen en in heiligheid zou dienen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9.

De Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964)
vat reeds in de allereerste regels deze leer op bewonderenswaardige wijze samen waar zij schrijft: “In Christus is de Kerk als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1.

De realiteit van de Kerkgemeenschap is dus een wezenlijk deel van de centrale inhoud van het “mysterie” of van God heilsplan voor de mensheid; zij vormt zelfs deze inhoud. Daarom kan de kerkelijke gemeenschap niet adequaat verklaard worden als men haar alleen maar ziet als een eenvoudig sociologische en psychologische werkelijkheid. De Kerkgemeenschap is het “nieuwe” volk, het “messiaanse” volk. “Het hoofd van dit messiaanse volk is Christus (...). Zijn levensvorm is de waardigheid en de vrijheid van de kinderen van God (...). Zijn wet is het nieuwe gebod om te beminnen zoals Christus zelf ons heeft liefgehad (...). Zijn einddoel (...) is het koninkrijk van God (...)" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9. De banden die de leden van het nieuwe volk met Christus en met elkaar verbinden zijn niet de banden van het “vlees” en het “bloed” , maar die van de geest, om nauwkeurig te zijn die van de Heilige Geest, die alle gedoopten ontvangen Vgl. Joël 3, 1.

De Geest die van eeuwigheid af de ene en onverdeelde Drievuldigheid samenbindt, de Geest die in “de volheid van de tijd” (Gal. 4, 4) het menselijke vlees onafscheidelijk verenigt met Gods Zoon, is inderdaad dezelfde Geest die in de loop van de christelijke generaties de ononderbroken en onuitputtelijke bron is van de gemeenschap in en van de Kerk.

De kerkelijke gemeenschap wordt meer precies afgebeeld als een “organische” gemeenschap, naar analogie van een levend en werkend lichaam: zij wordt namelijk gekenmerkt door het samengaan van verscheidenheid en de complementariteit van de roepingen en de levensstaten, van de bedieningen, van de charisma’s en de verantwoordelijkheden. Dank zij deze verscheidenheid en complementariteit staat iedere lekengelovige in relatie met heel het lichaam, terwijl hij er zijn eigen bijdrage aan levert.

De apostel Paulus benadrukt heel in het bijzonder de organische gemeenschap van het mystieke Lichaam van Christus. Zijn rijke leer kunnen wij beluisteren in de samenvatting die het Concilie gegeven heeft. In de Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964)
lezen wij:

"Jezus Christus heeft “zijn broeders, die Hij uit alle volkeren heeft samengeroepen, op geheimvolle wijze tot zijn lichaam gemaakt. In dat lichaam wordt het leven van Christus uitgestort in de gelovigen (...). Zoals alle ledematen van het menselijk lichaam, ofschoon ze met velen zijn, niettemin één lichaam vormen, zo ook de gelovigen in Christus Vgl. 1 Kor. 12, 12 . Ook in de opbouw van Christus” lichaam heerst er verscheidenheid van ledematen en functies. Eén is de Geest, die volgens de maat van zijn rijkdom en overeenkomstig de noodzaak van de bedieningen zijn veelvuldige gaven uitdeelt ten bate van de Kerk Vgl. 1 Kor. 12, 1-11 . Tussen die gaven is de genade van de apostelen de voornaamste: aan hun gezag onderwerpt de Geest zelf ook de charismatisch begaafden Vgl. 1 Kor. 14 . Door zichzelf en zijn kracht via de inwendige saamhorigheid van de leden maakt dezelfde Geest het lichaam één: Hij is het die de liefde tussen de gelovigen bewerkt en ertoe aanspoort. Wanneer dus één lidmaat lijdt, lijden alle leden mee; en evenzo wanneer één lidmaat in aanzien komt, verheugen zich alle leden mee Vgl. 1 Kor. 12, 26 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7.

Eén en dezelfde Geest is altijd het dynamische beginsel van de verscheidenheid en de eenheid in en van de Kerk. Wij lezen weer in de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964)
:

“Om ons voortdurend in zichzelf (Christus) te vernieuwen Vgl. Ef. 4, 23 , deelt Hij ons mee van zijn Geest, die één en dezelfde in Hoofd en leden, geheel het lichaam doet leven, één maakt en beweegt, zodat de heilige vaders zijn taak kunnen vergelijken met de functie die het levensbeginsel of de ziel in het menselijk lichaam vervult” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62.

En in een andere tekst die bijzonder compact is en kostbaar voor het begrijpen van het “organische karakter” van de kerkelijke gemeenschap ook in haar aspect van onophoudelijke groei naar de volmaakte gemeenschap, schrijft het Concilie:

“De Geest woont in de Kerk en in het hart van de gelovigen als in een tempel Vgl. 1 Kor. 3, 16 Vgl. 1 Kor. 6, 19 ; in hen bidt Hij en geeft Hij getuigenis van hun aangenomen kindschap Vgl. Gal. 4, 6 Vgl. Rom. 8, 15-16.26 . De Kerk, die Hij naar de volle waarheid voert Vgl. Joh. 16, 13 en in de gemeenschap en de bediening één maakt, richt Hij in en geleid Hij door de verscheidenheid van de hiërarchische en charismatische gaven en Hij siert haar met zijn vruchten Vgl. Ef. 4, 11-12 Vgl. 1 Kor. 12, 4 Vgl. Gal. 5, 22 . Door de kracht van het evangelie maakt Hij de Kerk steeds weer jong en vernieuwt Hij haar voortdurend en brengt Hij haar naar de volkomen vereniging met haar Bruidegom. Want de Geest en de bruid zeggen tot de Heer Jezus: Kom! Vgl. Openb. 22, 17 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4.

De kerkelijke gemeenschap is dus een grote gave van de Heilige Geest. De lekengelovigen zijn geroepen om deze gave met dankbaarheid te aanvaarden en tegelijk om te leven met een diep verantwoordelijkheidsgevoel. Dat gebeurt concreet door hun deelname aan het leven en de zending van de Kerk, ten dienste waarvan de lekengelovigen hun verschillende en complementaire bedieningen en charisma’s stellen.

De lekengelovige

“mag zich nooit in zichzelf opsluiten en zich geestelijk isoleren van de gemeenschap. Hij moet integendeel leven in een voortdurende uitwisseling met de anderen, met een levendig gevoel van broederlijkheid in in de vreugde van een gelijke waardigheid, en hij moet zich inzetten om gezamenlijk de onmetelijke schat die hij geërfd heeft, vrucht te doen dragen. De Geest van de Heer schenkt aan hem, zoals aan de anderen, veelvuldige charisma’s roept hem tot verschillende bedieningen en taken en het herinnert hem eraan dat al wat hem onderscheidt niet een grotere waardigheid is maar een speciale complementaire bekwaamheid om te dienen, zoals Hij de anderen daaraan herinnert met betrekking tot hem. (...) Zo bestaan de charisma’s, de bedieningen, de taken en de diensten van de lekengelovige in en voor de gemeenschap. Het zijn complementaire rijkdommen ten gunste van allen, onder de wijze leiding van de herders” H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Slothomilie 7e Gewone Algemene Bisschoppensynode, De roeping en missie van de leek in Kerk en wereld twintig jaar het Tweede Vaticaans Concilie (30 okt 1987), 3.

Het Tweede Vaticaans Concilie wijst erop dat de bedieningen en charisma’s gaven zijn van de Heilige Geest voor de opbouw van het Lichaam van Christus en voor zijn heilszending in de wereld Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4. De Kerk wordt immers ingericht en geleid door de Geest die verschillende hiërarchische en charismatische gaven schenkt aan alle gedoopten die Hij roept om ieder op eigen wijze actief en medeverantwoordelijk te zijn.

Wij beschouwen de bedieningen en charisma’s nu in onmiddellijk verband met de lekengelovigen en met hun deelname aan het leven van de Kerkgemeenschap.

Er zijn in de Kerk op de eerste plaats de gewijde bedieningen of de bedieningen die voortkomen uit het sacrament van het priesterschap. De Heer Jezus heeft namelijk de apostelen uitgekozen en aangesteld – het zaad van het volk van het nieuwe Verbond en de oorsprong van de heilige hiërarchie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 5 – en Hij heeft hun taak toevertrouwd om alle volkeren tot zijn leerlingen te maken Vgl. Mt. 28, 19 , om het priesterlijke volk te vormen en te besturen. De zending van de apostelen, welke de Heer Jezus blijft overdragen aan de herders van zijn volk, is een echte dienst die in de Heilige Schrift veelbetekenend “diakonia” of dienst, bediening, wordt genoemd. De bedienaren ontvangen van de verrezen Christus door het wijdingssacrament in de ononderbroken apostolische successie het charisma van de Heilige Geest: Zij ontvangen zo het gezag en de gewijde macht om te handelen “in persona Christi Capitis” (in de persoon van Christus, het Hoofd) 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10 om de Kerk te dienen en om haar te verzamelen in de Heilige Geest door het Evangelie en de Sacramenten.

De gewijde bedieningen zijn, meer nog dan voor de personen die ze ontvangen, voor de gehele Kerk een genade.

Zij zijn uitdrukking en verwerkelijking van een deelname aan het priesterschap van Jezus Christus welke niet alleen naar rangorde maar wezenlijk verschilt van de deelname die met het Doopsel en het Vormsel aan alle gelovigen gegeven wordt. Anderzijds is het gericht op en bestemd voor het koninklijke priesterschap van alle gelovigen, zoals het Tweede Vaticaans Concilie opgemerkt heeft. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10

Om de gemeenschap in de Kerk te verzekeren en te doen groeien, in het bijzonder in het kader van de verschillende, elkaar aanvullende bedieningen, moeten de herders daarom erkennen dat hun bediening radicaal gericht is op het dienen van het gehele volk van God. Vgl. Hebr. 5, 1 De lekengelovigen moeten op hun beurt erkennen dat het gewijde priesterschap volstrekt noodzakelijk is voor hun leven en voor hun deelname aan de zending van de Kerk. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de priesters op Witte Donderdag 1979, Novo incipiente (8 apr 1979), 3-4

De heilszending van de Kerk in de wereld wordt niet alleen vervuld door de bedienaren uit kracht van het wijdingssacrament maar ook door alle lekengelovigen: krachtens hun staat van gedoopten en hun specifieke roeping nemen zij inderdaad, ieder in eigen mate, deel aan het priesterlijke, profetische en koninklijke ambt van Christus.

Daarom moeten de herders de bedieningen, ambten en functies van de lekengelovigen erkennen en bevorderen, welke hun sacramentele grondslag hebben in het doopsel en in het vormsel en voor velen ook in het huwelijk.

Als de noodzaak of het nut van de Kerk het eisen kunnen de herders verder aan de lekengelovigen bepaalde taken toevertrouwen die met hun eigen herderlijke bediening verbonden zijn maar niet het kenmerk van de wijding vereisen, in overeenstemming met de normen die vastgesteld zijn door het algemene recht. Het Wetboek van Canoniek Recht schrijft: “Waar de nood van de Kerk dit wenselijk maakt, kunnen bij gebrek aan bedienaren ook leken, al zijn zij geen lector of acoliet, sommige van hun taken waarnemen, namelijk de bediening van het woord uitoefenen, in liturgische gebeden voorgaan, het Doopsel toedienen en de heilige Communie uitreiken, volgens de voorschriften van het recht” Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 230. 3. Maar de uitoefening van een dergelijke taak maakt van de lekengelovige geen herder: wat in feite constitutief is voor de bediening is niet de taak maar de sacramentele wijding. Alleen het Wijdingssacrament verleent aan de gewijde bedienaar een bijzondere deelname aan het ambt van Christus, het Hoofd en de Herder, en aan zijn eeuwig priesterschap Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.5. De taak die bij wijze van suppletie uitgeoefend wordt, ontleend haar legitimatie onmiddellijk en formeel aan de officiële afvaardiging die door de herders gegeven wordt en waarvan de concrete vervulling geleid wordt door het kerkelijk gezag Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 24.

De jongste vergadering van de synode heeft een ruim en sprekend panorama geboden van de situatie in de Kerk wat de bedieningen, ambten en functies van de gedoopten betreft. De vaders hebben grote waardering uitgesproken voor de apostolische bijdragen van de leken, mannen en vrouwen, ten behoeve van de evangelisatie, de heiliging en de christelijke bezieling van de tijdelijke werkelijkheden, alsmede voor hun edelmoedige bereidheid om in noodsituatie en in gevallen van blijvende noodzaak in te vallen Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 230. §3 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 517. §2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 776 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 861. §2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 910. §2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 943.1112. Het wetboek van Canoniek Recht noemt een rij functies of taken die toekomen aan de gewijde bedienaren maar vanwege speciale en ernstige omstandigheden en met name vanwege gebrek aan priesters of diaken tijdelijk uitgeoefend worden door lekengelovigen met voorafgaande juridische faculteit en opdracht van de bevoegde kerkelijke autoriteiten.

Als gevolg van de liturgische vernieuwing die het Concilie gebracht heeft, zijn de lekengelovigen zich levendiger bewust geworden van hun taken in de liturgische bijeenkomst en in de voorbereiding ervan en zij hebben zich ruimschoots beschikbaar gesteld om deze taken te vervullen: de liturgische viering is inderdaad niet alleen een heilige handeling van de geestelijkheid maar van heel de vergadering. Daarom is het natuurlijk dat de taken die niet de eigenlijke taken van de gewijde bedienaren zijn, door lekengelovigen vervuld worden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 28 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 230. §2, die zegt: “Leken kunnen krachtens en tijdelijke aanstelling bij liturgische handelingen de taak van lector vervullen; ook kunnen alle leken de taken van commentator, cantor of andere vervullen volgens het recht” . De lekengelovigen zijn vervolgens spontaan overgegaan van een effectieve betrokkenheid in de liturgische handeling op de deelname aan de verkondiging van het woord Gods en aan de pastorale zorg Het Wetboek van Canoniek Recht geeft verschillende functies of taken aan die de lekengelovigen kunnen uitoefenen in de organisatiestructuren van de Kerk Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 228 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 229. 3 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 317. 3 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 463. 1 n. 5 en 2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 483.494.537.759.776.784.785.1282 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1421. 2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1424 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1428. 2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1435

Naast die positieve oordelen hebben echter in de vergadering van de synode kritische oordelen niet ontbroken over het willekeurig gebruik van de term “bediening” , het verwarren en soms nivelleren van het algemene priesterschap en het ambtelijke priesterschap, en geringe naleving van bepaalde kerkelijke wetten en normen, de willekeurige interpretatie van het begrip “suppletie” , de neiging tot “clericalisatie” van de lekengelovigen en het risico van de feitelijke schepping van een kerkelijke dienstenstructuur die parallel is aan de op het Wijdingssacrament gebaseerde structuur. Juist om deze gevaren te overwinnen hebben de synodevaders benadrukt dat het noodzakelijk is met duidelijkheid, ook door een meer nauwkeurige woordkeus te gebruiken Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), de eenheid van de zending van de Kerk waaraan alle gedoopten deelnemen, uit te drukken alsmede het wezenlijke verschil van de bediening van de herders welke geworteld is in het Wijdingssacrament, ten opzichte van de andere kerkelijke bedieningen, ambten en functies, die geworteld zijn in de Sacramenten van het Doopsel en het Vormsel. Het is dan op de eerste plaats nodig dat de herders, als zij de verschillende bedieningen, ambten en functies aan de lekengelovigen toekennen en toevertrouwen, de grootste zorg hebben om hen te onderrichten over het feit dat deze zaken geworteld zijn in het Doopsel. Verder is het nodig dat de herders erop toezien dat een gemakkelijk en onrechtmatig beroep op veronderstelde “noodsituaties” of “situaties van noodzakelijke suppletie” wordt vermeden daar waar zij niet objectief bestaan of daar waar het mogelijk is erin te voorzien door een meer rationele pastorale planning. De leken moeten de verschillende bedieningen, ambten en functies die zij regelmatig kunnen uitoefenen in de liturgie, in het overdragen van het geloof en in de pastorale structuren van de Kerk, uitoefenen in overeenstemming met hun specifieke lekenroeping welke verschilt van die van de gewijde bedienaren. De exhortatie H. Paus Paulus VI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Nuntiandi
Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld
(8 december 1975)
, die zo’n groot en weldadig aandeel heeft gehad in het stimuleren van de gevarieerde medewerking van de lekengelovigen aan het leven en aan de zending der evangelisatie van de Kerk, merkt in dit opzicht op dat

“Het eigen terrein voor hun evangelische werkzaamheid is de weidse en gecompliceerde wereld van de politiek, van de sociale werkelijkheid, van de economie; zo ook dat van de cultuur, van de wetenschappen en van de kunsten, van het internationale leven en van de sociale communicatiemiddelen; en ook die andere aspecten van de werkelijkheid die bijzonder open staan voor de evangelisatie zoals de liefde, het gezin, de opvoeding van de kinderen en de adolescenten, de professionele arbeid, het lijden.

Hoe meer er leken zijn, die doordrongen zijn van evangelische geest, verantwoordelijk voor deze werkelijkheden en er uitdrukkelijk in werkzaam, leken die deskundig zijn in het bevorderen er van en zich bewust zijn al hun christelijke, dikwijls verborgen gehouden en verdrongen mogelijkheden te moeten ontwikkelen, des te meer zullen deze werkelijkheden, zonder ook maar iets te verliezen of prijs te geven van hun menselijk karakter, in dienst raken van de opbouw van het Rijk van God, en daardoor van het heil in Jezus Christus.” H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 70

Gedurende de werkzaamheden van de synode hebben de vaders veel aandacht besteed aan de functies van lector en acoliet. Terwijl deze in het verleden in de Latijnse Kerk alleen bestonden als geestelijke etappe van de weg naar de gewijde bedieningen, hebben zij door het motu proprio H. Paus Paulus VI - Apostolische Brief
Ministeria quaedam
Ordening met betrekking tot de eerste tonsuur, de lagere wijdingen en het subdiaconaat in de Latijnse Kerk wordt vernieuwd
(15 augustus 1972)
van Paulus VI (15 augustus 1972) een eigen autonomie en duurzaamheid gekregen, alsook de mogelijkheid om bestemd te worden voor de lekengelovigen, hoewel alleen voor mannen. Het nieuwe Wetboek van Canoniek Recht heeft zich in dezelfde zin uitgesproken Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 230. §1. De synodevaders hebben nu de wens uitgedrukt dat “het motu proprio “H. Paus Paulus VI - Apostolische Brief
Ministeria quaedam
Ordening met betrekking tot de eerste tonsuur, de lagere wijdingen en het subdiaconaat in de Latijnse Kerk wordt vernieuwd
(15 augustus 1972)
” wordt herzien, rekening houdend met de gebruiken van de plaatselijke kerken en vooral door de criteria aan te geven volgens welke degenen die voor de diverse bedieningen bestemd zijn, moeten worden gekozen”. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 18 Met het oog daarop is een commissie ad hoc ingesteld die niet alleen moet voldoen aan deze wens van de synodevaders maar ook en nog meer op grondige wijze de verschillende theologische, juridische en pastorale problemen moet bestuderen die opgeworpen worden door de huidige grote bloei van bedieningen welke aan leken zijn toevertrouwd. In afwachting van de afsluiting van de studie van de commissie moeten alle particuliere kerken de bovenvermelde theologische beginselen trouw respecteren, in het bijzonder het wezenlijke verschil tussen het ambtelijke priesterschap en het algemene priesterschap en bijgevolg het verschil tussen de bedieningen die voortkomen uit het Sacrament van het Priesterschap, en de bedieningen die voortvloeien uit de Sacramenten van het Doopsel en het Vormsel, opdat de uitoefening van de bedieningen welke toevertrouwd zijn aan de lekengelovigen in de Kerk ordelijk en vruchtbaar mag zijn.

Terwijl de Heilige Geest aan de Kerk – gemeenschap diverse bedieningen toevertrouwt verrijkt Hij haar met andere buitengewone gaven en impulsen, die charisma’s genoemd worden. Zij kunnen de meest verschillende vormen aannemen, hetzij als uitdrukking van de absolute vrijheid van de Geest die ze uitdeelt, hetzij als antwoord op de veelvuldige eisen van de geschiedenis van de Kerk. De beschrijving van de classificatie die teksten van het Nieuwe Testament geven aan deze gaven, zijn een teken van hun grote verscheidenheid:

“Aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen. Aan de een wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven, aan een ander een woord van kennis krachtens dezelfde Geest, aan een derde door dezelfde Geest het geloof, aan weer anderen schenkt de ene Geest gaven om ziekten te genezen, om wonderen te doen, de gave van de profetie, de onderscheiding van de geesten, velerlei taal of vertolking ervan” (1 Kor. 12, 7-10) Vgl. 1 Kor. 12, 4-6.28-31 Vgl. Rom. 12, 6-8 Vgl. 1 Pt. 4, 10-11 .

Of de charisma’s buitengewoon zijn dan wel eenvoudig en nederig, zij zijn gaven van de Heilige Geest die direct of indirect een kerkelijk nut hebben omdat zij gericht zijn op de opbouw van de Kerk, op het welzijn van de mensen en op de noden van de wereld.

Ook onze tijd ontbreekt het niet aan bloei van verschillende charisma’s onder de lekengelovigen, mannen en vrouwen. Zij worden aan de afzonderlijke personen gegeven, maar kunnen door anderen gedeeld worden; op deze wijze blijven zij in de tijd bestaan als een kostbare en levende erfenis die een bijzondere geestelijke verwantschap tussen de mensen schept. Juist met betrekking tot het apostolaat van de leken schrijft het Tweede Vaticaans Concilie:

“De Heilige Geest, die het volk van God heiligt door het ambt en door de Sacramenten, verleent aan de gelovigen bovendien bijzondere gaven Vgl. 1 Kor. 12, 7 om dit apostolaat te kunnen verrichten. “Hij deelt ze aan ieder uit zoals Hij het wil” (1 Kor. 12, 11), opdat “ieder die met de gaven zoals hij die heeft ontvangen de anderen dient” ook zelf “als goede beheerder van Gods veelsoortige genade” (1 Pt. 4, 10) bijdraagt in de opbouw van het gehele lichaam in de liefde Vgl. Ef. 4, 16 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 3

Volgens de logica van de oorspronkelijke schenking waaruit zij voortgekomen zijn, eisen de gaven van de Heilige Geest dat degenen die ze ontvangen hebben, ze uitoefenen voor de groei van heel de Kerk, zoals het Concilie in herinnering brengt 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 3. "Aan elke gelovige die deze charismatische gaven, ook al zijn het zeer eenvoudige, ontvangt, wordt daarmee recht en de opdracht verleend deze in de Kerk en in de wereld te gebruiken tot welzijn van de mensen en tot opbouw van de Kerk in de vrijheid van de Heilige Geest, die ” blaast waarheen hij wil” (Joh. 3, 8). Hij moet dat in gemeenschap met zijn broeders in Christus doen, en heel speciaal met zijn herders”

De charisma’s moeten in dankbaarheid aangenomen worden door wie ze ontvangt maar ook door de gehele Kerk. Zij zijn immers een bijzondere genaderijkdom voor de apostolische vitaliteit en voor de heiligheid van het gehele lichaam van Christus, mits zij gaven zijn die werkelijk van de Geest komen en uitgeoefend worden geheel overeenstemming met de authentieke impulsen van de Geest. In deze zin is de onderscheiding van de charisma’s steeds noodzakelijk. Want “de werkzaamheid van de Heilige Geest die waait waar Hij wil, wordt niet altijd gemakkelijk onderkend en aanvaard”, zoals de synodevaders gezegd hebben. “Wij weten dat God werkzaam is in alle christengelovigen en wij zijn ons bewust van de weldaden die uit de geestesgaven voortvloeien zowel voor ieder afzonderlijk als voor de christengemeenschap in haar geheel. Tegelijk echter zijn wij ons ook bewust van de macht der zonde en van haar inspanning om het leven van de gelovigen en van de gemeenschappen in beroering en verwarring te brengen”. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 9

Daarom ontslaat geen enkel charisma van de verbinding met en de onderwerping aan de herders van de Kerk. Het Concilie schrijft met duidelijke woorden: “Het oordeel over hun echtheid en hun ordelijke beoefening komt toe aan degenen die in de Kerk leiding te geven hebben en wier bijzondere taak het is om niet de Geest uit te doven, maar alles te onderzoeken en het goede te behouden Vgl. 1 Tess. 5, 12.19-21 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12, opdat alle charisma’s in hun verscheidenheid complementariteit meewerken aan het algemene welzijn. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 30

Document

Naam: CHRISTIFIDELES LAICI
Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 30 december 1988
Copyrights: © 1989, RK Voorlichting, Oegstgeest
Bewerkt: 30 november 2020

Referenties naar dit document

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test