Paus Leo X - 15 juni 1520
Ketters, maar gebruikelijk is de opvatting, dat de sacramenten van de Nieuwe Wet rechtvaardigende genade aan hen verschaffen, die geen hindernis ervoor plaatsen. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio VII: D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff), 1, 544 35-38
Het ontkennen dat er na de doop nog zonde achterblijft in het kind, is het tegelijkertijd vertrappen van Christus en Paulus. Vgl. Martin Luther, Disputatio et excusatio F. Martini Luther adversus criminationes D. Johannes Eccii (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): (2, 160 34f)
Zelfs wanneer er geen daadwerkelijke zonde is, houdt een spaander van de zonde de ziel die uit het lichaam treedt af van de opgang naar de hemel. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio XXIV, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 572 10-14
De onvolmaakte liefde van de stervende brengt noodzakelijkerwijs een grote angst met zich mee, die op zichzelf alleen al genoeg is om de straf van het vagevuur te bewerkstelligen, en die het betreden van het {hemel}rijk belemmert. Vgl. Martin Luther, Disputatio pro declaratione virtutis indulgentiarum (1517). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 234 3-6 Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio XXIV, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 572 15
Dat er drie delen van de boete zijn: berouw, biecht en boetedoening, is niet gebaseerd op de heilige Schrift noch op de oude heilige christelijke leraren. Vgl. Martin Luther, Ein Sermon von Ablass und Gnade (1517/1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 243 4-11
Berouw, dat verworven wordt door onderzoek, bijeenplaatsen en afwijzen van de zonden, waarin iemand zijn jaren in de bitterheid van zijn ziel overdenkt Vgl. Jes. 38, 15 , door de zwaarte van de zonden af te wegen, de hoeveelheid, de schandelijkheid, het verlies van de eeuwige zaligheid en het verwerven van de eeuwige verdoemenis, dit berouw maakt {de mens} tot huichelaar, ja zelfs tot zondaar. Vgl. Martin Luther, Sermo de poenitentia (1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 319 10-17
Zeer waar en nog voortreffelijker dan de leer van allen die tot nu toe gegeven is over berouw, is het spreekwoord: “De hoogste boetedoening is het om het in het vervolg niet meer te doen: de beste boetedoening is een nieuw leven.” Vgl. Martin Luther, Sermo de poenitentia (1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 321 2-4
Zolang wij eenvoudigweg alles willen biechten, doen wij niets anders, dan dat wij aan de barmhartigheid van God niets willen overlaten om te vergeven. Vgl. Martin Luther, Sermo de poenitentia (1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 323 4-6
Aan niemand zijn zijn zonden vergeven, als hij niet gelooft dat het hem vergeven wordt bij de vergeving door de priester; veel eerder zou de zonde blijven, als hij niet zou geloven dat die vergeven is: want vergeving van de zonde en de schenking van genade volstaat niet, maar men moet ook geloven dat die vergeven is. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio VII, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 543 14f, 22-24
Vertrouw op geen enkele manier erop de absolutie te verkrijgen wegens je berouw, maar wegens het woord van Christus: “Alles wat je maar hebt losgemaakt”, etc. (Mt. 16, 19). Vertrouw daarom, zo zeg ik, als je de absolutie van de priester hebt ontvangen, en geloof krachtig dat je de vrijgemaakt bent, en je zal waarlijk vrijgemaakt zijn, wat je berouw ook moge zijn. Vgl. Martin Luther, Sermo de poenitentia (1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 323 23-28
Als de biechteling – in het onmogelijke geval – niet berouwvol is, of de priester niet serieus is, maar voor de grap hem de absolutie heeft verleend, dan is hij, als hij toch gelooft vrijgemaakt te zijn, ook waarlijk vrijgemaakt. Vgl. Martin Luther, Sermo de poenitentia (1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 323 32-34
In het Sacrament van de boete en de vergeving van de zonde doet de Paus of een bisschop niet meer dan de minste priester: ja zelfs, waar er geen priester is, doet een willekeurig Christen evenzoveel, ook wanneer deze een vrouw of kind zou zijn. Vgl. Martin Luther, Ein Sermon von dem Sakrament der Busse (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 716 25-28
Niemand is verplicht de priester te antwoorden dat hij berouwvol is, noch is de priester verplicht daarnaar te vragen. Vgl. Martin Luther, Sermo de poenitentia (1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 322 16f
Groot is de fout van hen, die de Sacramenten van de Eucharistie naderen in dit vertrouwen dat ze gebiecht hebben, dat ze zich van geen enkele doodzonde bewust zijn, dat ze hun gebeden en voorbereidingen vooruit gezonden hebben: al diegenen drinken en eten voor zich het oordeel. Maar als zij geloven en vertrouwen dat ze daar genade zullen verkrijgen, maakt alleen dit vertrouwen hen rein en waardig. Vgl. Martin Luther, Instructio pro confessione peccatorum (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 264 9-15
Het schijnt raadzaam, dat de Kerk in een gemeenschappelijk Concilie besluit, dat de leken onder beide Gedaanten te Communie mogen gaan: en de Bohemers, die onder beide Gedaanten te Communie gaan, zijn geen ketters, maar schismatici. Vgl. Martin Luther, Ein Sermon vom Sakrament des Leichnams Christi und von den Bruderschaften (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 742 24-26 Vgl. Martin Luther, Verklärung etlicher Artikel in dem sermon von dem heiligen Sakrament (1520). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 6, 80 36f
De aflaten zijn vrome vergissingen van de gelovigen en erfenissen van de goede werken; en ze behoren tot het aantal dingen, die toegelaten zijn, en niet tot het aantal dingen, die van nut zijn. Vgl. 1 Kor. 6, 12 Vgl. 1 Kor. 10, 23 Vgl. Martin Luther, Disputatio I. Eccii et M. Lutheri Lipsiae habita (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 353 13; vgl. 349 16f, 356 38 Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio XX, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 570 2f Vgl. Martin Luther, Ein Sermon von Ablass und Gnade (1517/1518). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 246 15-19
Aflaten zijn alleen noodzakelijk voor openbare misdaden en worden eigenlijk slechts aan de harde en ongeduldige mensen verleend. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio XIII, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 552 24f, 553 30f
Voor zes soorten mensen zijn aflaten noch noodzakelijk noch nuttig: namelijk voor doden of stervenden, voor zwakken, voor hen die van rechtswege gehinderd zijn, voor hen die geen misdaden hebben begaan, voor hen die misdaden begaan hebben zij het niet openlijk, voor hen die het betere doen. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio XIII, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 552 19-22
De Romeinse bisschop, de opvolger van Petrus, is niet de plaatsvervanger van Christus die boven alle kerken van de hele wereld ingesteld is door Christus zelf in de zalige Petrus. Vgl. Martin Luther, Contra malignum J. Eccii iudicium (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 628 5 Vgl. Martin Luther, Resolutio super Propositiones XIII de potestate papae (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 225 35 v.
Het woord van Christus aan Petrus: “Wat je ook maar zal hebben losgemaakt op aarde” etc. (Mt. 16, 19), geldt alleen voor Petrus zelf. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio V, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 536 20-22
Het is zeker dat het helemaal niet in de hand van de Kerk of de Paus ligt om geloofsartikelen op te stellen, ja zelfs niet wetten over de zeden of de goede werken. Vgl. Martin Luther, Resolutiones Lutherianae super propositionibus suis Lipsiae disputatis (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff):2, 427
Als de Paus met een groot deel van de Kerk zo of zo zou denken en ook niet zou dwalen, is het zolang geen zonde of ketterij, het tegendeel te denken, met name in een zaak die niet heilsnoodzakelijk is, totdat door een algemeen Concilie het ene verworpen en het andere goedgekeurd is. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio XXVI, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 583 5-8
Voor ons is de weg {vrij} gemaakt het gezag van de Concilies te ontkrachten, en vrijelijk hun voorstellen tegen te spreken, en hun decreten te beoordelen, en vol vertrouwen al wat waar lijkt te bevestigen, of het nu goed- of afgekeurd is door welk Concilie dan ook. Vgl. Martin Luther, Resolutiones Lutherianae super propositionibus suis Lipsiae disputatis (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 406 1 v., 404 15-17
In ieder goed werk zondigt de rechtvaardige mens. Vgl. Martin Luther, Resolutiones Lutherianae super propositionibus suis Lipsiae disputatis (1519). Conclusio LVIII, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 416 35 v.
Een goed werk dat het beste is gedaan is een vergeeflijke zonde. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio LVII, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 608 10 v.
Vechten tegen de Turken is zich verzetten tegen God, die door hen onze fouten bezoekt. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio V, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 535 35-39
Niemand weet zeker, dat hij niet altijd een doodzonde begaat, wegens de meest verhulde fout van de trots. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio XIII, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 553 13 v.
Het vagevuur kan niet bewezen worden uit de Heilige Schrift, die tot de canon behoort. Vgl. Martin Luther, Disputatio I. Eccii et M. Lutheri Lipsiae habita (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 324 10-12
De geesten in het vagevuur zijn niet zeker van hun heil, tenminste [niet] alle: niet is het bewezen uit enige verstandelijke overwegingen of uit de Geschriften, dat zij buiten de omstandigheden zijn om verdiensten te verwerven of de liefde te vergroten. Vgl. Martin Luther, Disputatio pro declaratione virtutis indulgentiarum (1517). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 234 13 v., 11 v.
De geesten, bevrijd uit het vagevuur, worden minder gezegend door de smeekbeden van de levenden, dan als ze door zichzelf genoegdoening hadden gebracht. Vgl. Martin Luther, Disputatio I. Eccii et M. Lutheri Lipsiae habita (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 2, 340 39 - 341 1