
Paus Franciscus - 19 maart 2018
Tenslotte is het ontbreken van een oprecht, doorleefd en biddend erkennen van onze grenzen, datgene wat de genade verhindert beter in ons werkzaam te zijn. Er wordt dan geen ruimte gelaten het mogelijk goede teweeg te brengen dat zich voegt in een oprechte en werkelijke weg van groei. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 44 Juist omdat de genade onze natuur veronderstelt, maakt zij van ons niet opeens supermensen. Dit pretenderen zou betekenen teveel op onszelf vertrouwen. In dit geval kan onze houding, verscholen achter de orthodoxie, niet overeenkomen met hetgeen wij zeggen over de noodzaak van de genade, en vertrouwen wij uiteindelijk weinig hierop. Immers, als wij onze concrete en beperkte werkelijkheid niet erkennen, zullen wij ook niet de werkelijke en mogelijke stappen kunnen zien die de Heer op ieder moment van ons vraagt na ons te hebben aangetrokken en met zijn gave geschikt te hebben gemaakt. De genade is historisch werkzaam en krijgt, gewoonlijk, greep op ons en verandert ons in toenemende mate. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 5. Volgens het begrip van het christelijk geloof gaat de genade vooraf aan elk handelen van ons, begeleidt deze het en volgt erop Daarom, als wij deze historische en toenemende manier van werken afwijzen, kunnen wij in feite uiteindelijk haar negeren en blokkeren, ook al verheerlijken wij haar met woorden.