H. Paus Paulus VI - 29 juni 1974
Nogmaals willen wij in het licht van het mysterie van Pinksteren, dat het begin betekende van de missionaire activiteit van de Kerk, de jaarlijkse missiedag van oktober aanstaande aankondigen.
Deze viering staat in het kader van het Heilig Jaar, dat met zijn thematiek van vernieuwing en verzoening in Christus, zichzelf een doel stelt van universele afmetingen, dat slechts gerealiseerd wordt in de mate waarin de mensheid Christus kent en erkent. Evangeliseren als activiteit om Christus aan de mensen te doen kennen en als streven naar vernieuwing en verzoening met Hem en in Hem, betekent het uitbreiden van het gebied en van de mate van het kennen en aanvaarden van zijn persoon en zijn boodschap, het betekent het uitbreiden van de verzoening in gerechtigheid en liefde.
Zoals wij meegedeeld hebben in de bulle H. Paus Paulus VI - Apostolische Brief
Apostolorum Limina
Uitroepen van het Heilig Jaar 1975
(23 mei 1974) ter aankondiging van het Heilig Jaar 1975, verplichten deze fundamentele beweegredenen van het Jubeljaar als noodzakelijke consequentie tot een krachtiger apostolische en missionaire arbeid van de Kerk:
'Gedurende het Heilig Jaar wordt derhalve tot edelmoedige inspanningen aangespoord om de evangelisering te bevorderen, welke in dit ijveren zeer beslist als eerste taak moet worden beschouwd. Want tot de volkeren door God gezonden om 'het universeel sacrament van het heil' te zijn, is de pelgrimerende kerk krachtens haar natuur op zending gericht en daardoor wordt zij door de aardse gang van menselijke omstandigheden in zoverre vernieuwd, dat zij zich openstelt om het evangelie van Christus, de Zoon van God, door het geloof te ontvangen en dieper te kennen, en ook zijn heil-brengende boodschap door het woord en het getuigenis van het leven uit te dragen'. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Uitroepen van het Heilig Jaar 1975, Apostolorum Limina (23 mei 1974), 20
Als wij van het Heilig Jaar hebben gezegd dat het 'het katholieke karakter van de boodschap van het evangelie moet weerspiegelen', en dat het 'aan het hart van de kerk de afmetingen van de wereld moet geven', is er dan een betere gelegenheid om een dergelijke doelstelling te verwezenlijken dan het vieren van de missiedag, die door de eerste promotoren genoemd werd 'het echte feest van de apostoliciteit, de grote dag van de katholiciteit'? Vgl. Congregatie Propaganda Fide, Brief (8 aug 1927)
De bekering die door de doop wordt vereist heeft niet alleen een negatief aspect van verwijdering en zich losmaken van de zonde, maar ook en bovenal een positief aspect - zoals de etymologie van het woord trouwens al zegt - van oriëntatie op en toenadering tot God en in naam van God tot de naaste. Voor de echte Christen moeten de verheerlijking van God, de liefde tot Hem en de komst van zijn rijk op aarde het hoofddoel van zijn leven vormen, in volmaakte overeenkomst met de fundamentele beden van het Onze Vader. Welnu, juist door de missionaire activiteit van de Kerk 'wordt God ten volle verheerlijkt, wanneer de mensen zijn heilswerk, dat Hij in Christus heeft voltooid, bewust en volledig aanvaarden. Op deze wijze wordt door haar het plan van God, dat Christus in gehoorzaamheid en liefde heeft gediend tot eer van de Vader, die Hem gezonden heeft, voltooid, opdat heel het menselijk geslacht één volk van God vormt, tot één lichaam van Christus samengroeit en tot één tempel van de Heilige Geest wordt opgebouwd. Dit beantwoordt inderdaad aan het diepste verlangen van alle mensen' 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7
Omdat wij leden zijn van dezelfde familie, met Jezus Christus als oudste broeder en met eenzelfde Vader in de hemel, vraagt deze universele broederschap bekering, openheid, toenadering tot al onze broeders. En de bekering verplicht ons allereerst om hen te leren kennen, omdat wij hen immers moeten beminnen en bovendien de materiële zowel als de morele en geestelijke goederen met hen moeten delen. Want er is geen familie te bedenken waarin een aantal leden sterven van de honger, terwijl anderen overvloed hebben; waarin sommigen onder de blote hemel moeten leven terwijl anderen in gerieflijke huizen wonen; waarin sommigen nog nooit van Jezus Christus hebben gehoord en anderen alle heilsmiddelen voorhanden hebben die de Kerk heeft. Als wij met alle mensen samen één enkele familie zijn, legt de broederliefde ons ook de plicht tot verzoening op met onze broeders van alle rassen, talen, culturen en levensomstandigheden. Er staan heel wat zonden van nalatigheid en onrechtvaardigheid op onze 'rekening', waarvoor wij vergeving moeten vragen aan onze naaste.
De verzoening met onze broeders houdt ook in het goedmaken van dit gebrek aan rechtvaardigheid en liefde, en is bovendien het zekerste teken van verzoening met God: 'Als wij elkander liefhebben, blijft God in ons' (1 Joh. 4, 12) Vgl. Mt. 5, 25
Deze zorg voor alle mensen, in het aanvoelen van hun problemen als de onzen en in het diepe besef dat 'elke mens onze broeder is', dit levendig verlangen om het egoïsme van onze landen en van onszelf weer goed te maken, zijn een wezenlijk element voor een waarachtig evangelische pastoraal van bekering en verzoening, die noodzakelijk een vernieuwing van de hele kerk met zich meebrengt.
Het vormen van een waarachtig missionair besef moet steunen op een radicale geestelijke vernieuwing: voor je het evangelie kunt verkondigen moet je het eerst beleven! Juist het leven van een christen of een gemeenschap is zijn eerste missionaire boodschap Vgl. Hand. 2, 44
Vgl. Hand. 5, 14
: als men niet eerst persoonlijk Christus als Heiland heeft ervaren, zal men moeilijk de noodzaak voelen om hem bekend te maken aan anderen. Omdat de katholiciteit - volgens onze voorganger Pius XII in zijn encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Fidei Donum
Over de toestand van de Afrikaanse missie
(21 april 1957) - 'het voornaamste kenmerk is van de ware Kerk', Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 44 moet deze katholiciteit, d.w.z. de universele missionaire geest, het voornaamste element vormen van de pastoraal van de afzonderlijke kerken, waarin het Kerk-zijn zelf levendig en werkzaam blijft, en moet zij heel de pastorale activiteit mee bepalen die zoekt naar vernieuwing.
'En men moet niet vergeten - zo voegt de encycliek eraan toe - dat dit missievuur dat in uw bisdommen is ontstoken, een onderpand is voor godsdienstige opbloei en grotere vroomheid(...). Als derhalve het bovennatuurlijk leven in de liefde bestaat en door de bereidheid om zich te geven wordt versterkt, dan kan men niet ten onrechte beweren dat de katholiciteit van een natie beoordeeld moet worden naar de lasten, die zij voor de Missie uit eigen beweging op zich neemt en draagt' Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 65
Dit beginsel wordt bevestigd door het Tweede Vaticaans Concilie:
'De genade van de vernieuwing kan in de gemeenschappen niet groeien, als niet ieder van hen de ruimten van de liefde uitbreidt tot de grenzen der aarde en een zelfde zorg draagt voor degenen die veraf zijn als voor hen die haar eigen leden zijn' 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 37
Onze inlijving in het leven van Christus die in de Doop begonnen is, gegroeid door het Vormsel en voltooid door de Eucharistie, neemt ons volledig op in het goddelijk heilsplan dat Hij op aarde tot stand is komen brengen. Ja, het is waar dat God 'wil dat alle mensen gered worden en tot de kennis der waarheid komen' (1 Tim. 2, 4). Maar dit plan dat steeds verder wordt ontvouwd en zijn voltooiing krijgt in Christus, de 'Middelaar en de volheid van de gehele openbaring' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 2, heeft twee eigen kenmerken. Het heilsplan" strekt zich niet alleen uit tot een aantal mensen of-enkele groepen van mensen, maar tot alle mensen en alle volken. Anderzijds worden de roeping tot het geloof en het antwoord van de gelovige 'geenszins afzonderlijk, zonder enig onderling verband' bewaarheid, maar binnen een volk 'dat Hem naar waarheid zou erkennen en in heiligheid zou dienen' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 2
Dit volk van God, gemeenschappelijk subject van het geloof en het bovennatuurlijke leven, is de kerk aan wie het erfgoed van de openbaring is toevertrouwd, niet om haar onder de grond te verstoppen, maar om haar ten dienste te stellen van alle mensen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 1.29.35 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 2 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13 Wij hopen en vertrouwen dat in het heilig jaar alle mensen en alle gemeenschappen zich bewust worden van deze universele missionaire taak die naar het missionaire wezen van de katholieke Kerk zelf, ook eigen is aan plaatselijke kerken en gemeenschappen, en aan alle Christenen en aan iedere christen.
Verder overdenken wij dat de Heilige Geest die altijd in volkomen overeenstemming werkt met het heilsplan van de Vader en de wezenlijk missionaire aard van de Kerk, tegelijk een dubbele en convergerende beweging tot stand brengt: enerzijds stuwt hij de niet-christelijke volken naar de Kerk en anderzijds stort hij in de ziel van de gedoopten een missionaire geest uit. Vanuit de hemel houdt Christus - zo zegt het Concilie - met medewerking van de Heilige Geest, 'niet op in de wereld te werken om de mensen naar de Kerk te brengen'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48 'De Heilige Geest maakt de hele Kerk (. .. ) één door( ... ) de kerkelijke instellingen levend te maken en dezelfde missiegeest waardoor Christus gedreven werd te doen doordringen in de harten van de gelovigen'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 4
Het werk van de evangelisatie is niet alleen noodzakelijk, maar ook dringend: bovenal vanuit de goddelijke liefde als haar uiteindelijke beweegreden, en verder ook als antwoord op de ernstige geestelijke noden van de hedendaagse wereld. Caritas Christi urget nos (2 Kor. 5, 14): sinds het ogenblik dat Paulus deze woorden sprak vertoont het religieuze panorama van de wereld karakteristieken die ons bezorgd en bedroefd maken. De ontwikkeling van de missionaire activiteit van de Kerk gaat veel te langzaam. Als excuus zegt men dan wel dat de kerk geduld moet hebben, in navolging van God. Inderdaad, God heeft geduld, want Hij is eeuwig; God heeft zijn eigen tijd, en met onze inspanning kunnen wij niet beweren dat wij Gods uur kunnen verhaasten. Maar wij vergeten echter dat wij het zijn, met ons schuldig egoïsme, met onze traagheid en ons gebrek aan missionaire ijver, die God om zo te zeggen verplichten om zich slechts langzaam te onthullen, om zich als het ware aan onze gang aan te passen.
God is liefde, en als zodanig verlangt hij er vurig naar om zich aan de mensen mee te delen. Zijn dit dan niet woorden die ontbrand zijn aan het hart van Christus, gloeiend als een vulkaan: 'Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!' (Lc. 12, 49). En zo is onze hedendaagse wereld, die zich door middel van de tekenen van.onze tijd tot de Kerk wendt om hulp en om een volledig antwoord op haar steeds groter wordende onrust en aspiraties, als de Macedoniër in het visioen van sint Paulus: 'Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp' Vgl. Hand. 16, 9-10 Als kinderen van de Kerk kunnen en moeten wij met de apostel van de heidenen antwoorden, en met hem herhalen: 'Dat ik het Evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!' (1 Kor. 9, 16).
Op het ogenblik beschikt de kerk over een providentieel instrument opdat heel het volk van God zijn heilige missionaire taak naar behoren kan vervullen: de Pauselijke Missiewerken. Als ze niet bestonden, moesten ze opgericht worden.
Onmiddellijk ten dienste stäande van de plaatsbekleder van Christus, en met hem van het bisschoppencollege, vormen zij het belangrijkste en krachtigste instrument om het volk van God te vormen in de echte universele en missionaire geest; om missionaris-roepingen in hun velerlei verscheidenheid te bevorderen (men vergete niet dat een van deze Werken, de Priestermissiebond , dit tot zijn voornaamste bestaansreden heeft gemaakt), en om blijvend de liefde tot ontplooiing te brengen in haar tweevoudig aspect, geestelijk en materieel, steeds gericht op de vollere katholiciteit.
Het is ons vurig verlangen, zoals ook onze eerbiedwaardige voorgangers herhaaldelijk hebben gezegd, dat deze Werken worden opgericht, vaste vorm krijgen en tot bloei komen, niet alleen in de kerken van de oude christenheid, maar ook in de jonge kerken, ook in de meer recente, omdat dit een duidelijk teken is van de kerkelijke communio en van het missionair universalisme dat ze allen gemeenschappelijk hebben.
Tot de leiders en medewerkers van deze Werken, over de hele wereld verspreid, willen wij graag de woorden herhalen die wij kort geleden gericht hebben tot de vergadering te Rome van de raad van algemene oversten: 'Op u ( ... ) rust de eer en de taak om in uw land dit bewustzijn levendig te houden en om onvermoeid in alle lagen van de publieke opinie, in het bijzonder in de parochies en katholieke organisaties, die sensus Ecclesiae te laten doordringen, die alleen kan bewaren voor alle particularisme en altijd het vuur van bewuste en blijde grootmoedigheid kan voeden in een wijde beweging die alle missies omvat en hun lotgevallen steeds meer ter harte neemt, die worden toevertrouwd aan de goede wil, de ijver, de geest van initiatief van de zonen van de kerk' H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de vergadering te Rome van de raad van algemene oversten (17 mei 1974)
Wij willen deze boodschap besluiten met het gebed te herhalen dat wij vinden in de liturgie van de patroon van de missies, de heilige Franciscus Xaverius: 'Heer, laat uw kerk vreugde vinden in de verkondiging van het Evangelie aan alle volken'. In de Naam des Heren wensen wij u allen, die met waarachtige ijver voor de missies werkt en u inspant voor een goede viering van de komende missiedag, een diepe vreugde toe die de wereld niet kan geven: de werkelijke zin van uw leven te vinden door met Christus deel te hebben aan de uitvoering van het goddelijke plan tot universeel heil.
Uit het Vaticaan, op het feest van de apostelen Petrus en Paulus, 29 juni 1974, het twaalfde jaar van ons pontificaat.
Paus Paulus VI