
H. Paus Paulus VI - 27 september 1974
Heer Jezus, over het onderwerp van deze toespraak voorafgaand aan de bisschoppensynode die weldra moet gaan beginnen, kunnen wij onze bedoelingen niet duidelijk maken, tenzij onze woorden de vorm van een gebed aannemen.
Nu wij met de bestudering van en onze discussies 'over de evangelisatie in de hedendaagse wereld' beginnen, zal het ons in ieder geval steunen om onophoudelijk de geestelijke noden en de mogelijkheden tot apostolaat te onderzoeken en wegen en methoden te ontdekken die een daadwerkelijker aanwezigheid van de Kerk tot stand brengen.
Wij willen daarom voor alles onze aandacht op U richten, onze Heer en Meester, opdat wij in onze harten" dit vaste geloof zouden versterken: dat de zaak zelf van de Evangelieverkondiging van U voortkomt, Heer. Zoals een rivier, heeft ook dit werk zijn bron; en U, Christus Jezus, bent deze bron. Want U bent de bewerker van dit buitengewone gebeuren in de geschiedenis van de mensen. U treedt op als zijn bewerkende en overstijgende oorzaak. Het apostolaat heeft door U, Meester, voortgang gevonden, door U, Verlosser, door U, oorsprong en model, door U, Hogepriester en offer voor het heil van het menselijk geslacht, en ditzelfde apostolaat werd toevertrouwd aan uitgekozen leerlingen, die U apostelen hebt genoemd, en vanaf de apostelen komt het tot ons bisschoppen door de nooit onderbroken opeenvolging van de heilige wijding. Uw woord, zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u (Joh. 20, 21) Vgl. Joh. 15, 22 Vgl. Joh. 17, 18 , dat zeer vriendelijk en tegelijk dringend is, altijd levend, altijd nieuw, altijd op het juiste moment aanwezig, is naar ons overgedragen als een vuur dat zich voortplant door de tijd en door de perioden van de menselijke geschiedenis. En daarom, Heer, moet onze geest zich verheffen tot het mysterie van de allerheiligste Drie-eenheid, om in haar de allereerste oorsprong van de niet aflatende opdracht te vinden die ons dringt en om de onnaspeurlijke diepte van het goddelijk leven te doorvorsen en dat liefdesplan te beschouwen waardoor onze apostolische dienst geheel wordt gedragen, in zijn eigenlijke betekenis wordt onderscheiden en gesteund.
Maar hoe kan dit gebeuren? Wij zijn zo klein, dat wij als eenzamen op een oceaan rondzwerven in de onmetelijkheid van de geschiedenis en de onafzienbare massa van het menselijk geslacht; hoe kunnen wij tot een taak worden gekozen die van zo groot belang is?
Zie, Heer, op dit heilige moment, waarop wij ons ten diepste deelgenoten voelen in onze taak, vatten wij onze geestelijke geschiedenis kort samen. De profetische lofzang van de maagd Maria komt ons voor de geest: Hij zag welwillend neer op de kleinheid zijner dienstmaagd; Die machtig is, deed aan mij zijn wonderwerken (Lc. 1, 48.49). Door een zekere overeenkomst van de verheven waardigheid van de allerheiligste moeder van God afgeleid, zijn ook wij van Godswege zeker niet uitverkoren op grond van de menselijke voortreffelijkheid van onze persoon, maar misschien wel wegens onze beperktheid; en dit hebt U gedaan met de bedoeling, dat bij het volbrengen van het messiaanse werk dat U zich gewaardigd hebt aan ons toe te vertrouwen ons menselijk talent geen dubbelzinnigheid zou doen ontstaan hoe dan ook, maar dat uit de ontoereikendheid van onze krachten zelf duidelijk uw werk door onze nederige bediening zou blijken, en dat bovendien uw woord, Jezus Meester, voor ons een oorzaak van nederigheid en vertrouwen zou zijn: Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn (Joh. 15, 16). 0, buitengewone en intieme gebeurtenissen, waardoor ieder van ons is geroepen tot de navolging van U, Heer, tot uw dienstbaarheid, tot uw priesterschap, waaraan wij op een heel bijzondere titel deel hebben krachtens de bisschopswijding! Hoeveel zekerheid dringt daardoor onze geest binnen, zodat wij de bijzondere en bittere voorvallen die aan de ons toevertrouwde zending verbonden zijn, dragen tot het einde van ons aardse leven hier! Wat een sterke en zachte keten steunt de ongeneeslijke gebrokenheid van onze menselijke natuur, die nog meer wordt verzwakt door de kritische geesteshouding welke de mensen van deze tijd eigen is!
Wij zien weliswaar, welke de zo goed verbonden en redding-brengende schakels zijn waardoor wij worden gesteund: de eerste is ongetwijfeld de diepe waarachtigheid van ons priesterschap, daar het katholieke priesterschap volstrekt waarachtig is; de tweede houdt een krachtige werkdadigheid in, want hij is sterk door zijn drievoudige macht, namelijk die van het leergezag, de bediening en de herderlijke leiding; de derde wordt gevonden in de intieme levensgemeenschap, welke dezelfde heilige bediening niet alleen met U laat aangaan, maar ook steunt, o Christus, die van alle vrienden de eerste en altijd trouwste bent; zozeer dat wij aan uw heilswil toegeven en in die stroom van liefde binnentreden waarvan U voor de mensen brandt.
En bovendien verhelpen ook andere banden de wanverhouding tussen onze zwakke krachten en de opdracht welke U ons hebt toevertrouwd: het geloof allereerst, dat U altijd in de harten van uw leerlingen hebt uitgestort Vgl. Lc. 12, 32 , een geloof dat ons een moedige dapperheid als plicht oplegt (Mt. 10, 16-28), een geloof dat ons ertoe dwingt initiatief te nemen Vgl. Mt. 10, 27 , om de boodschap van het Evangelie aan de hele wereld te brengen (Mt. 28, 19), om te volharden tenslotte boven menselijke berekeningen van eigenbelang uit tot het einde toe. Vgl. Mt. 24, 12-14 En met het geloof moet de hoop worden verbonden: En de hoop wordt niet teleurgesteld (Rom. 5, 5); en tenslotte evenzo altijd de liefde: Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Wij herinneren ons ook, wij herinneren ons goed deze meest hartstochtelijke woorden van de apostel, omdat zij immers een onbegrensde garantie geven en tegen iedere moeilijkheid van het zeer lastig te volbrengen werk dat de evangelisatie van de wereld bezorgt aan ons die als mensen onder de mensen leven, aan ons die van elke aardse macht verstoken zijn, aan ons die arm zijn aan tijdelijke hulpmiddelen. Vgl. Rom. 8, 35. vv.
Heer Jezus! Zie wij staan gereed en toegerust om te gaan en nog altijd uw Evangelie te verkondigen in de wereld, waarin wij op verborgen wijze weliswaar maar door het meest liefdevolle besluit van uw voorzienigheid worden geplaatst om te leven! O Heer, vraag - zoals U beloofd hebt - de Vader (Joh. 16, 26), dat Hij ons door U de Heilige Geest zendt, de Geest van waarheid en sterkte, de Geest van alle vertroosting, die ons getuigenis duidelijk, goed en doeltreffend maakt; en blijf, vragen wij, altijd met ons, Heer, om ons allen één in U te maken, en daarom door uw kracht geschikt om uw vrede en uw heil aan de wereld mee te delen.
Amen.