H. Paus Paulus VI - 27 oktober 1967
Brengen wij dit alles niet in herinnering en heeft dit geen mystieke betekenis vooral omdat gij hierheen gekomen zijt, nu de westerse kerk het feest gaat vieren van alle heiligen, van die grote menigte die niemand tellen kan, uit alle rassen en stammen en volken en talen? Vgl. Openb. 7, 9 De ogen van het geloof gericht op deze toeloop van uitverkorenen van het volk dat Christus omgeeft, die uit de dood verrezen is en eervol aan de rechterhand van de Vader zit, met elkaar verbonden door een broederlijke liefde die niemand vermag te verbreken, aangespoord door het gemeenschappelijk verlangen te gehoorzamen aan datgene wat de Geest van onze kerken vraagt, bemoedigd door de enige hoop, die sterker is dan alle obstakels, gaan wij voort in de naam des Heren.