
Paus Franciscus - 7 maart 2018
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
We gaan verder met de catecheses over de Heilige Mis. In deze catechese staan we stil bij het Eucharistisch Gebed. Na de ritus van de bereiding van het brood en van de wijn, begint het Eucharistisch Gebed, dat eigen is aan de Mis en er het centrale gebeuren van uitmaakt, gericht op de heilige Communie. Het gaat terug op wat Jezus zelf deed, toen Hij aan tafel was met de Apostelen tijdens het Laatste Avondmaal, toen Hij “dank zegde” over het brood en daarna over de beker met wijn Vgl. Mt. 26, 27 Vgl. Mc. 14, 23 Vgl. Lc. 22, 17.19 Vgl. 1 Kor. 11, 24 : zijn dankzegging herhaalt zich in iedere van onze Eucharistievieringen en verenigt ons zo met zijn offer van verlossing.
In dit plechtige Gebed – het Eucharistisch Gebed is plechtig – drukt de Kerk uit wat zij doet wanneer zij de Eucharistie viert en ook het motief van de viering, voornamelijk gemeenschap vormen met Christus die werkelijk aanwezig is in het geconsacreerde brood en in de geconsacreerde wijn. Na het volk te hebben uitgenodigd de harten tot de Heer te verheffen en Hem dank te zeggen, spreekt de priester met verheven stem het gebed uit in naam van alle aanwezigen. Hij richt zich tot de Vader door bemiddeling van Jezus Christus in de Heilige Geest. “De bedoeling van dit gebed is dat heel de samenkomst der gelovigen zich met Christus verenigt in het belijden van Gods grote daden en in het aanbieden van het offer”.Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 78 Om zich te verenigen moet men verstaan. Daarom heeft de Kerk gewild dat de Mis gevierd wordt in de taal die de mensen verstaan, zodat iedereen kan aansluiten bij deze lofprijzing en bij dit grote gebed samen met de priester. Immers, “Het offer van Christus vormt met het offer van de Eucharistie één enkel offer”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1367
In het Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Missale Romanum
Editio typica tertio emendata 2002/2008 (6 oktober 2008) treft men verschillende formules aan van het Eucharistisch Gebed. Ze worden alle opgebouwd met kenmerkende elementen die ik nu in herinnering wil brengen. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 79 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1352-1354 Ze zijn allemaal heel mooi. Vooreerst is er de Prefatie, die de dankzegging is voor de gaven van God, in het bijzonder voor de zending van zijn Zoon als onze Verlosser. De Prefatie wordt besloten met acclamatie van het “Sanctus”, dat gewoonlijk wordt gezongen. Het “Sanctus” zingen is heel mooi: “Heilig, heilig, heilig de Heer”. Zingen is mooi. Heel de gemeenschap voegt haar stem bij die van de Engelen en de Heiligen om God te loven en te prijzen.
Dan volgt de aanroeping van de Geest opdat Hij door zijn kracht het brood en de wijn zou vervullen. We aanroepen de Geest zodat Deze aanwezig komt en Jezus in het brood en in de wijn Jezus aanwezig weze. De werking van de Heilige Geest en de werkdadigheid van de woorden van Christus zelf die door de priester worden uitgesproken, brengen onder de gedaanten van brood en wijn, werkelijk het Lichaam en het Bloed van Christus aanwezig, zijn eenmalig offer op het kruis. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1375 Jezus is hierover heel duidelijk geweest. De heilige Paulus begint met de woorden van Jezus: “Dit is Mijn Lichaam, dit is Mijn bloed”. “Dit is Mijn Bloed, dit is Mijn Lichaam”. Het is Jezus zelf die dit heeft gezegd. We moeten daarover geen eigenaardige gedachten koesteren: “Hoe is zo iets mogelijk...” Het is het lichaam van Jezus; punt uit! Het geloof komt ons ter hulp. Door een daad van geloof geloven we dat dit het lichaam en het bloed van Jezus is. De priester zegt: “Mysterie van het geloof” en wij antwoorden met een acclamatie. Door de gedachtenis van de dood en de verrijzenis van de Heer te vieren, wachtend op zijn wederkomst, biedt de Kerk de Vader het offer aan dat hemel en aarde verzoent: ze biedt het Paasoffer van Christus aan en biedt zich samen met Hem aan en vraagt, door de kracht van de Heilige Geest, “in Christus één lichaam en één geest” te worden. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Editio typica tertio emendata 2002/2008, Missale Romanum (6 okt 2008). Euch. Geb. III Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 48 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 79-80 De Kerk wil zich verenigen met Christus en met de Heer één lichaam en één geest worden. Dat is de genade en de vrucht van de sacramentele communie: we voeden ons met het Lichaam van Christus om, wij die ervan eten, zijn Lichaam te worden dat vandaag in de wereld leeft.
Het mysterie van de Communie is dit. De Kerk verenigt zich met het offer van Christus en met zijn bemiddeling en in dit licht wordt “In de catacomben wordt de Kerk vaak voorgesteld als een biddende vrouw, de armen wijd uitgestrekt in de orantehouding. Zoals Christus die zijn armen op het kruis heeft uitgestrekt, offert zij zich door Hem, met Hem en in Hem en spreekt zij voor alle mensen ten beste.” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1368 De Kerk die bidt. Het is mooi te bedenken dat de Kerk bidt. In de Handelingen van de Apostelen is er een passage die zegt – wanneer Petrus in de gevangenis verblijft – dat de christelijke gemeenschap: “Onophoudelijk voor hem bad”. De Kerk bidt. De Kerk is een orante. Wanneer wij naar de Mis gaan is het om dit te doen: biddende Kerk zijn.
Het Eucharistisch Gebed vraagt God al zijn kinderen in volmaakte liefde te verzamelen, in vereniging met de Paus en de Bisschop, die met name genoemd worden, teken dat we vieren in verbondenheid met de universele Kerk en met de particuliere Kerk. Het smeekgebed wordt, zoals de offergave tot God gericht voor alle leden van de Kerk, levenden en overledenen, in de verwachting van de zalige hoop de eeuwige erfenis van de hemel te delen met de Maagd Maria. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1369-1371 Niemand en niets wordt vergeten in het Eucharistisch Gebed, alles wordt tot God teruggevoerd zoals de doxologie aangeeft die het besluit. Niemand wordt vergeten. Als er mensen zijn, familieleden of vrienden die in nood verkeren of die van deze wereld zijn overgegaan naar de andere, dan kan ik hen op dit moment noemen, inwendig en in stilte of vragen dat hun namen zou worden genoemd. “Padre, hoeveel moet ik betalen opdat mijn naam zou worden genoemd?” “Niets”. Versta je dit? Niets. Men betaalt de Mis niet. De Mis is het offer van Christus en dat is gratis. De verlossing is gratis. Als je een gift wil doen. Doe het, maar men betaalt niet. Het is belangrijk dit te verstaan.
Deze vastgelegde vorm van gebed, kan ons soms wat veraf overkomen – het is waar, het is een oude formule – maar, als we er goed de betekenis van verstaan, zullen we ongetwijfeld beter deelnemen. Dit gebed vertolkt alles wat we in de Eucharistieviering doen. Het helpt ons bovendien drie houdingen te cultiveren die nooit in de leerlingen van Jezus zouden mogen ontbreken. Deze drie houdingen zijn:
Met andere woorden, dit centrale Gebed van de Mis vormt ons, stap voor stap, om van heel ons leven een “Eucharistie” te maken, dat wil zeggen een dankzegging.