Robertus Kard. Sarah - 11 februari 2018
Ter uitvoering van de beslissing van Paus Franciscus met het decreet van 11 februari 2018, de 160ste verjaardag van de eerste verschijning van de Maagd in Lourdes, heeft de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten verordend de gedachtenis van de “ Heilige Maagd Maria, Moeder van de Kerk” in de Algemene Romeinse Kalender op te nemen. Als bijlage van het Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Laetitiae plena
Invoering van de gedachtenis ‘Maria, Moeder van de Kerk’ in de Romeinse kalender
(11 februari 2018) zijn de betreffende liturgische teksten, in het Latijn, voor de Mis, het getijdengebed en het Martyrologium Romanum bekend gemaakt. De bisschoppenconferenties zullen zorgen voor de goedkeuring van de teksten die daartoe dienen, en, na bevestiging voor de publicatie ervan, in de liturgische boeken die onder hun rechtsbevoegdheid vallen.
De reden van de viering wordt kort beschreven in hetzelfde decreet, dat herinnert aan de ontwikkeling van de aan Maria voorbehouden liturgische verering die heeft plaats gevonden ten gevolge van een beter begrip van haar tegenwoordigheid “in het mysterie van Christus en de Kerk”, zoals hoofdstuk VIII van 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) van het Tweede Vaticaans Concilie heeft uiteengezet. De zalige Paulus VI wilde immers bij het promulgeren van de constitutie van het Concilie op 21 november 1964 doelbewust plechtig aan Maria de titel van “Moeder van de Kerk” toekennen. Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964), 27. (Red.) Het gevoelen van het christenvolk had in een tweeduizendjarige geschiedenis had op verschillende wijze de band van kinderen die de leerlingen van Christus innig verenigt met zijn allerheiligste Moeder, begrepen. Van deze band legt de evangelist Johannes uitdrukkelijke getuigenis af, wanneer hij het testament van de aan het kruis stervende Jezus weergeeft. Vgl. Joh. 19, 26-27
Na Zijn eigen Moeder aan de leerlingen en hen aan Zijn Moeder te hebben toevertrouwd, “wetende dat nu alles was volbracht”, “gaf Jezus”, stervend, “de geest”, met het oog op het leven van de Kerk, zijn mystiek lichaam, “uit de zijde van de ingeslapen Christus op het kruis werd het wonderbare sacrament van heel de Kerk geboren”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 5
Het water en het bloed dat ontsprongen aan het hart van Christus, een teken van zijn verlossend offer, blijven sacramenteel de Kerk leven geven door het Doopsel en de Eucharistie. In deze wonderbaarlijke gemeenschap, die tussen Verlosser en verlosten altijd moet worden gevoed, heeft de allerheiligste Maria haar moederlijke zending te volbrengen. Hieraan herinnert de passage in het Evangelie van Joh. 19, 25-34 (Joh. 19, 25-34), reeds aangegeven in de Mis van de nieuwe gedachtenis - samen met de lezingen uit Gen. 3 (Gen. 3, 9-15.20) en Hand. 1 (Hand. 1, 12-14) - en in de votiefmis “de Sancta Maria Ecclesiae Matre”, goedgekeurd door de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst in 1973 met het oog op het Heilig Jaar van de Verzoening 1975. vgl. Notitiae 1973, pp. 382-383
De liturgische herdenking van het kerkelijke moederschap van Maria had dus al een plaats gevonden onder de votiefmissen in de Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Missale Romanum
Editio typica tertio emendata 2002/2008 (6 oktober 2008). Vervolgens was er gedurende het pontificaat van de heilige Johannes Paulus II de mogelijkheid, toegestaan aan de bisschoppenconferenties, de titel “Moeder van de Kerk” toe te voegen aan de Litanieën van Loreto vgl. Notitiae 1980, p. 159; en ter gelegenheid van het Mariajaar publiceerde de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst andere formulieren voor votiefmissen onder de titel van Maria, Moeder en beeld van de Kerk in de Collectio missarum de Beata Maria Virgine. Het opnemen van de viering van “Moeder van de Kerk” was in de loop der eeuwen ook toegestaan in de kalender van sommige landen, zoals Polen en Argentinië op de maandag na Pinksteren; op andere data was zij opgenomen in bijzondere plaatsen zoals de Basiliek van St. Pieter, waar de afkondiging van haar titel door Paulus VI plaatsvond, evenals in het eigene van religieuze ordes en congregaties.
Het belang in aanmerking nemend van het mysterie van het geestelijk moederschap van Maria, die vanaf het verwachten van de Geest met Pinksteren Vgl. Hand. 1, 14 nooit heeft opgehouden de moederlijke zorg op zich te nemen voor de in de tijd pelgrimerende Kerk, heeft Paus Franciscus bepaald dat op de maandag na Pinksteren de gedachtenis van Maria, de Moeder van de Kerk, verplicht is voor heel de Kerk van de Latijnse ritus. De band tussen de vitaliteit van de Kerk van Pinksteren en de moederlijke zorg van Maria ten opzichte van haar ligt voor de hand. In de teksten van de mis en het officie verklaart de tekst uit Hand. 1, 12-14 (Hand. 1, 12-14) de liturgische viering, zoals ook Gen. 3, 9-15.20 (Gen. 3, 9-15.20), gelezen in het licht van de typologie van de nieuwe Eva, die de “Mater omnium viventium” is geworden onder het kruis van haar Zoon, Verlosser van de wereld.
Het is onze wens dat deze viering, uitgebreid tot heel de Kerk, alle leerlingen van Christus eraan herinnert dat wij, als wij willen groeien en ons willen vullen met Gods liefde, ons leven moeten wortelen in drie werkelijkheden: kruis, hostie en Maagd - Crux, Hostia, Virgo. Dit zijn de drie mysteries die God de wereld heeft geschonken om ons innerlijk leven te structureren, te bevruchten en te heiligen en om ons te voeren naar Jezus Christus. Het zijn drie mysteries die in stilte moeten worden overwogen. Vgl. Robertus Kard. Sarah - Nicolat Diat, La Force du Silence - contre la dictature du bruit. n.57
Roberto Kard. Sarah,
Prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten