Robertus Kard. Sarah - 11 februari 2018
De blijde verering die door de huidige Kerk wordt voorbehouden aan de Moeder van God, mag - in het licht van de reflectie over het mysterie van Christus en zijn eigen natuur - niet de figuur vergeten van een Vrouw Vgl. Gal. 4, 4 , de Maagd Maria, die de Moeder van Christus en tegelijk Moeder van de Kerk is.
Dat was op een of andere wijze al aanwezig in het kerkelijk gevoel vanaf de anticiperende woorden van de heilige Augustinus en van de heilige Leo de Grote. De eerste zegt immers dat Maria de moeder is van de leden van de Kerk, omdat zij met haar liefde heeft meegewerkt aan de wedergeboorte van de gelovigen in de Kerk; de ander wijst er vervolgens op, wanneer hij zegt dat de geboorte van het Hoofd ook de geboorte van het Lichaam is, dat Maria tegelijkertijd moeder van Christus, de Zoon van God, en moeder van de ledematen van Zijn mystiek lichaam, dat wil zeggen de Kerk, is. Deze overwegingen vloeien voort uit het goddelijk moederschap van Maria en haar innige vereniging met het werk van de Verlosser, dat zijn hoogtepunt vindt in het uur van het kruis.
De Moeder die bij het kruis stond Vgl. Joh. 19, 25 , aanvaardde immers het testament van liefde van haar Zoon en nam alle mensen, verpersoonlijkt door de geliefde leerling, op als kinderen die moesten herboren worden tot het goddelijk leven en zij werd zo de liefdevolle voedster van de Kerk, die Christus aan het kruis, toen Hij de Geest uitzond, geboren deed worden. Op Zijn beurt koos Christus in de geliefde leerling alle leerlingen uit als plaatsvervangers van zijn liefde jegens zijn Moeder, toen Hij haar aan hen toevertrouwde om haar met kinderlijke liefde op te nemen.
Als zorgzame leidsvrouwe van de opkomende Kerk, begon Maria daarom haar eigen moederlijke zending al in de zaal van het Laatste Avondmaal, toen zij met de apostelen bad in afwachting van de komst van de Heilige Geest. Vgl. Hand. 1, 14 In deze zin heeft de christelijke vroomheid in de loop der eeuwen Maria geëerd met enigszins gelijkwaardige titels, Moeder van de leerlingen, van de gelovigen, van de gelovenden, van al degenen die in Christus herboren worden en ook “Moeder van de Kerk”, zoals in teksten van geestelijke auteurs en ook in het leergezag van Benedictus XIV Bullarium Romanum, series 2, t. 2, n. 61, p. 428 en Leo XIII Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de Rozenkrans, Adiutricem populi christiani (5 sept 1895) naar voren komt.
Daar blijkt duidelijk uit op grond waarvan de zalige paus Paulus VI op 21 november 1964 bij de afsluiting van de derde zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, de heilige Maagd Maria tot “Moeder van de Kerk” verklaarde, dat wil zeggen van het hele Christenvolk, zowel van de gelovigen als van de herders, die haar zeer beminnelijke Moeder noemen”, en bepaalde dat “heel het Christenvolk met deze zeer lieflijke naam de Moeder van God steeds meer eer moest bewijzen”. Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964), 27
De Apostolische Stoel stelde daarom ter gelegenheid van het Heilige Jaar van de Verzoening (1975) een votiefmis voor ter ere van de heilige Maria, Moeder van de Kerk, die vervolgens werd opgenomen in het Romeins Missaal; hij heeft ook de bevoegdheid verleend het aanroepen met deze titel toe te voegen aan de Litanieën van Loreto (1980) en andere formulieren gepubliceerd in de verzameling van Missen van de heilige Maagd Maria (1986); in sommige landen, bisdommen en religieuze families die daarom vroegen, heeft hij het toegestaan deze viering toe te voegen aan hun particuliere Kalender.
Zorgvuldig overwegend hoe het bevorderen van deze devotie de groei van het moederlijke gevoel van de Kerk, evenals de echte mariale vroomheid, in herders, religieuzen en gelovigen kan bevorderen, heeft paus Franciscus bepaald dat de gedachtenis van de heilige Maria, Moeder van de Kerk, wordt ingeschreven van de Romeinse Kalender op de maandag na Pinksteren en ieder jaar wordt gevierd.
Deze viering zal ons eraan helpen herinneren dat het christelijk leven om te groeien verankerd moet zij in het mysterie van het kruis, het offer van Christus in het eucharistisch Gastmaal, de offerende Maagd, Moeder van de Verlosser en de verlosten.
Deze gedachtenis zal derhalve moeten voorkomen in alle kalenders en de liturgische boeken voor de viering van de Mis en het getijdengebed; de betreffende liturgische teksten zijn toegevoegd aan dit decreet en de vertaling ervan, goedgekeurd door de bisschoppenconferenties, zullen na bevestiging van dit dicasterie worden gepubliceerd.
Waar de viering van de heilige Maagd Maria, Moeder van de Kerk, al volgens particulier recht met een hogere liturgische rang op een andere dag wordt gevierd, kan deze ook in de toekomst op dezelfde wijze worden gevierd.
Dit geldt ongeacht welke tegengestelde bepalingen ook.
Uit de vestiging van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten, 11 februari 2018, gedachtenis van Onze Lieve Vrouw van Lourdes.
Robert Kard. Sarah
Prefect
Arthur Roche
+ Aartsbisschop Secretaris