Robertus Kard. Sarah - 7 februari 2018
De Kerk bevindt zich hier in een wonderlijke situatie. Er zijn hoge prelaten, vooral hier in de welvarende landen, die zich uitsloven om de christelijke moraal aan te passen en wijzigingen aan te brengen aan de christelijke moraal over het leven vanaf zijn ontvangenis tot aan de natuurlijke dood. Of aanpassingen voor hertrouwde echtgescheidenen en andere problematische situaties. Deze behoeders van het geloof zouden echter niet uit het oog mogen verliezen dat de grond van het probleem dat ontstaat door het vervagen van die twee doelstellingen van het huwelijk, een probleem is dat de natuurwet betreft. Het is op dit natuurlijk terrein dat man en vrouw geroepen zijn om zich definitief te verenigen op een manier die onverbrekelijk is, om mekaar tederheid en liefde te betonen, om mekaar te dragen in een harmonieuze complementariteit, en om zich voort te planten. Met wijsheid en inzicht heeft Paulus VI in een volmaakte trouw aan de leer van de Kerk langs H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) willen onderstrepen dat er twee aspecten zijn aan de echtelijke vereniging die onafscheidelijk zijn: de eenwording en de voortplanting. Hij schrijft:
“Deze leer, die door het kerkelijk leergezag herhaaldelijk is uiteengezet, berust op de onverbrekelijke band, die God heeft vastgesteld en die de mens niet uit eigen beweging kan breken, tussen de beide betekenissen die in de huwelijksdaad liggen besloten: eenwording en voortplanting . Immers, terwijl de huwelijksdaad man en vrouw op de meest innige wijze verenigt, stelt zij hen door haar innerlijke structuur in staat om nieuw leven te verwekken, volgens de wetten die in de natuur zelf van de man en van de vrouw staan geschreven. Alleen wanneer deze beide wezenlijke aspecten, namelijk de eenwording en de voortplanting, bewaard blijven, behoudt de huwelijksdaad ten volle haar zin van wederzijdse en echte liefde en haar gerichtheid op de zeer verheven roeping van de mens tot het ouderschap. Wij zijn van mening, dat de mens van onze tijd meer dan ooit in staat is om in te zien, hoezeer deze leer overeenstemt met de menselijke rede.” H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 12