28 oktober 1965
De pastorale zorg, waarvan heel de opleiding van de seminaristen doortrokken moet zijn Het volmaakte beeld van de zielzorger vindt men getekend in de nieuwere pauselijke documenten, die nadrukkelijk handelen over het leven, de eigenschappen en de opleiding van de priesters, vooral in de volgende documenten Vgl. H. Paus Pius X, Apostolische Exhortatie, Over de heiligheid van de priesters, Haerent animo - Ad Clerum (4 aug 1908) Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Katholieke priesterschap, Ad Catholici Sacerdotii fastigium (20 dec 1935) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959) Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Bij het 4e eeuwfeest van de oprichting van seminaries door het Concilie van Trente, Summi Dei Verbum (4 nov 1963) Verschillende gegevens omtrent de pastorale vorming vindt men ook in de encyclieken: (zie volgende noten) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de bevordering van de Christelijke missie, Evangelii Praecones (2 juni 1951) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over gelofte van de maagdelijkheid, Sacra virginitas (25 mrt 1954) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de gewijde muziek, Musicae sacrae disciplina (25 dec 1955) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, De Opperherder - over de missionerende taak van de Kerk bij de 40e verjaardag van de Apostolische Brief Maximum Illud van Paus Benedictus XV, Princeps Pastorum (28 nov 1959) Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over het religieuze leven, Sedes Sapientiae (31 mei 1956) Pius XII, Johannes XXIII en Paulus VI hebben ook in hun toespraken tot seminaristen en priesters herhaaldelijk het beeld van de echte zielzorger getekend., vraagt ook een degelijk onderricht in hetgeen meer onmiddellijk betrekking heeft op het heilig ministerie, vooral in de catechese en de prediking, in de liturgische eredienst en de toediening van de sacramenten, in de werken van caritas, in het opvangen van hen, die dwalen en geen geloof hebben, en in andere pastorale werkzaamheden. Men lere hen, hoe zij geestelijke leiding moeten geven, zodat zij in staat zijn alle kinderen van de Kerk te vormen vooral tot een bewust en apostolisch christelijk leven en tot het vervullen van de plichten van hun staat. Met niet minder zorg moet men hen inwijden in de leiding van mannelijke en vrouwelijke religieuzen, om deze te kunnen steunen bij het volharden in hun roeping en bij hun geestelijke vooruitgang overeenkomstig de aard van de verschillende instituten. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 43-47. voor de betekenis van de staat, waarin men zich verplicht tot evangelische raden Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965)
In het algemeen moet men in de seminaristen de kwaliteiten tot ontwikkeling brengen, die hen volop geschikt maken voor de dialoog met anderen, zoals de kunst om te luisteren en om in een geest van liefde open te staan voor wat er omgaat in de menselijke samenleving. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 58.67. vv