Paus Franciscus - 13 december 2017
Wat kunnen we antwoorden aan wie beweert dat naar de Mis gaan tot niets dient, zelfs niet op zondag, omdat het belangrijkste is goed te leven en de naaste te beminnen? Het is waar dat men de kwaliteit van het christelijk leven afmeet naar de mate van bekwaamheid om te beminnen, zoals Jezus heeft gezegd: “Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt; als gij de liefde onder elkaar bewaart” (Joh. 13, 35). Hoe kunnen we echter het Evangelie in praktijk brengen zonder de noodzakelijke krachten om het te doen, zondag na zondag, op te nemen aan de onuitputtelijke bron van de Eucharistie? Naar de Mis gaan we, niet om iets aan God te geven, maar om van Hem te krijgen waar we echt nood aan hebben. Het gebed van de Kerk herinnert ons daaraan. Het richt zich tot God met volgende woorden: “Gij hebt geen nood aan onze lofprijzing, want onze dankzegging is nog uw gave. Al kan ons loflied uw grootheid niet verhogen, het draagt toch bij tot onze zaligheid”. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Editio typica tertio emendata 2002/2008, Missale Romanum (6 okt 2008). ICLZ, Missaal voor de Weekdagen, 1993, 312, n 50 Prefatie door het jaar XII)