3 maart 1547
SESSIO VII - DECRETUM DE SACRAMENTIS 7de Zitting - Decreet over de Sacramenten |
|||
► | CANONES OVER HET SACRAMENT VAN DE DOOP |
Als iemand zegt:
de doop van Johannes heeft dezelfde kracht als de doop van Christus,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
voor de doop is geen werkelijk en natuurlijk water nodig en derhalve deze woorden van onze Heer Jezus Christus: "Wie niet uit water en Heilige Geest herboren word" (Joh. 3, 5) tot een metafoor verdraaid Red.: overdrachtelijk, niet letterlijk,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
de Roomse Kerk (welke de Moeder en Leermeesteres is van alle kerken) heeft niet de ware leer over het sacrament van de doop,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
het Doopsel, dat zelfs door ketters in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest wordt gedaan met de intentie, te doen wat de Kerk doet, is niet een werkelijk Doopsel,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
het Doopsel is vrij, d.w.z niet noodzakelijk om tot het heil te komen, Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 4
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
de gedoopte kan, zelfs al zou het het willen, niet de genade verliezen, hoeveel keren hij ook zou zondigen, als hij maar geloven wil, Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 24
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
de gedoopten worden alleen door het Doopsel tot geloven verplicht, niet echter om de gehele universele wetten van Christus te onderhouden,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
de gedoopten zijn vrij van alle voorschriften van de heilige Kerk, welke geschreven of overgeleverd zijn, zodat zij niet gehouden zijn, ze te onderhouden, als ze zich niet vrijwillig aan hen willen onderwerpen,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
dat de mensen zó tot het gedenken van de in de Doop ontvangen genade moeten worden terug geleid, dat zij begrijpen dat alle geloften, welke na het Doopsel zijn gedaan, door de kracht van de in deze Doop reeds gedane belofte, ongeldig zijn, alsof door die beloften zowel het geloof - wat zij beleden hebben - als ook de doop zelf afbreuk wordt gedaan,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
alle zonden die na het Doopsel zijn begaan, worden alleen door de herinnering aan en door het geloof van de ontvangende Doop, of te wel vergeven, of tot dagelijkse zonden,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
De ware en rechtmatige toegediende Doop moet, bij iemand die voor ongelovigen het geloof in Christus geloochend heeft, herhaald worden wanneer hij door boete zich bekeerd,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
niemand mag gedoopt worden tenzij in de leeftijd waarin Christus gedoopt werd, of op het moment van sterven,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
de kleine kinderen mogen nadat zij gedoopt zijn, niet onder de gedoopten gerekend worden, omdat zij geen geloofsact hebben, en moeten derhalve als zij de leeftijd van onderscheiding hebben, herdoopt worden, of als iemand zegt: het is beter het Doopsel van hen achterwege te laten, als dat zij, omdat zij geen eigen geloofsact hebben, alleen in het geloof van de Kerk gedoopt worden,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
van deze gedoopte kinderen moet gevraagd worden, als zij volwassen zijn geworden, of zij zich willen bekennen tot dat, wat de peetouders, bij hun Doopsel, in hun naam hebben beloofd, en wanneer zij antwoorden, zij willen dat niet, moet dat aan hun eigen goeddunken worden overgelaten en mogen zij niet door een andere straf tot christelijk leven gedwongen worden, tenzij dat zij afgehouden worden van het ontvangen van de Eucharistie en de andere Sacramenten, totdat zij weer tot inkeer komen,
hij zij verdoemd