3 maart 1547
Als iemand zegt:
van deze gedoopte kinderen moet gevraagd worden, als zij volwassen zijn geworden, of zij zich willen bekennen tot dat, wat de peetouders, bij hun Doopsel, in hun naam hebben beloofd, en wanneer zij antwoorden, zij willen dat niet, moet dat aan hun eigen goeddunken worden overgelaten en mogen zij niet door een andere straf tot christelijk leven gedwongen worden, tenzij dat zij afgehouden worden van het ontvangen van de Eucharistie en de andere Sacramenten, totdat zij weer tot inkeer komen,
hij zij verdoemd