13 januari 1547
Daarmee wordt de leer van het goddelijk gebod verdedigd, dat het rijk Gods niet alleen ongelovigen uitsluit, maar ook gelovigen als hoerenlopers, echtbrekers, wellustigen, pedofielen, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, en rovers. Vgl. 1 Kor. 6, 9
Ook uitgesloten zijn alle anderen die doodzonden begaan: nl. diegenen die door de goddelijke genade geholpen konden worden om af te zien (van de doodzonden), en zij die van de genade van Christus gescheiden werden. Canon 27