Men mag echter niet beweren, dat diegenen die werkelijk gerechtvaardigd zijn, volledig zonder enige twijfel bij zichzelf moeten vaststellen, dat zij rechtvaardigen zijn, en dat niemand vrijgesproken van de zonde of gerechtvaardigd wordt, tenzij hem, die zeker gelooft, dat hij vrijgesproken en gerechtvaardigd is, en dat door het geloof alleen de vrijspraak en de rechtvaardiging voltooid wordt
Canon 14, alsof wie dit niet gelooft, aan de beloften van God, en de effecten van de dood en de verrijzenis van Christus zou twijfelen.
Want zoals geen enkele godsvruchtige aan de barmhartigheid Gods, aan de verdienste van Christus en aan de kracht en de effectiviteit van de sacramenten mag twijfelen: zo kan eenieder , wanneer hij zichzelf en zijn zwakheid en onvolmaaktheid beschouwt, vrezen en bang zijn voor zijn genade. Canon 13, want geen enkele mens vermag met de zekerheid van het geloof, waaraan geen bedrog ten grondslag kan liggen, te weten, dat hij de genade van God heeft bereikt.