17 juni 1546
Daarmee ons Katholieke Geloof, "zonder welke het onmogelijk is om God te behagen", (Heb. 11, 6) , van dwalingen gereinigd en in haar ongeschonden en ongekwetste reinheid moge blijven voortbestaan en het christenvolk zich niet "door iedere windvlaag wat de Leer betreft laat meesleuren" (Ef. 4, 14)
Want juist die oude slang (Apok. 12, 9)(Apok. 20,2), de vaste vijand van het menselijk geslacht, heeft naast zeer veel ellende, waardoor de Kerk van God in onze tijden verward wordt, ook de erfzonde en haar heilsmiddel, niet alleen nieuwe maar ook oude twisten doen ontstaan.
Besluit, onderschrijft, en verklaart het hoogheilig oecomenische en algemene concilie van Trente,...
om de dwalenden terug te roepen en de wankelmoedigen te ondersteunen, de getuigenissen van de Heilige Schriften en van de Vaders en de erkende concilies alsook volgend het oordeel en de overeenstemming van de Kerk,
het volgende over de erfzonde:
Als iemand niet belijd dat de eerste mens Adam, nadat hij in het paradijs Gods gebod had overtreden, en tegelijk de heiligheid en gerechtigheid, die hij had vanaf het begin, verloor en de toorn en ongenade van God over zich heen kreeg en daarom onder de macht van de dood kwam te staan, de dood waarvoor God hem van te voren heeft gewaarschuwd, de dood die het knechtschap betekent van "diegene die de dood beheerst, de duivel" (Hebr. 2, 14), en dat de gehele Adam door dit vergrijp met ziel en lichaam zich tot het slechtere zijn veranderd, Vgl. 2e Synode van Orange, Canones (3 juli 529), 2. DS 371 hij zij verdoemd.
"Wie zegt dat de overtreding van Adam alleen hem en niet zijn nakomelingen schade zal berokkenen", want de van God ontvangen heiligheid en gerechtigheid, die heeft hij alleen verloren en niet voor ons, of Adam heeft, onder invloed van de zonde van ongehoorzaamheid, alleen de "dood" en de "lichaamsstraffen op het gehele mensengeslacht overdragen, niet echter de zonde die de dood van de ziel" betekent, hij is verdoemd. "Want dat weerspreekt wat de apostel zegt: 'Door één mens kwam de zonde in de wereld en door de zonde de dood, en zo ging de dood over op alle mensen, die in hem (Adam) hebben gezondigd.' (Rom. 5, 12)" Vgl. 2e Synode van Orange, Canones (3 juli 529), 3. DS 372
Wie zegt dat de zonde van Adam, die vanuit haar oorsprong één is en door voortplanting, niet door imitatie overdragen en die aan allen eigen is, door inwoning, door de kracht van de menselijke natuur of door een ander heilsmiddel kan worden weggenomen, dan door de verdienste van onze enige Middelaar onze Heer Jezus Christus Vgl. Concilie van Florence, Bul, 11e Sessie - Over de eenheid met de Kopten en EthiopiĆ«rs, Cantate Domino (4 feb 1442), 17 die ons heeft verzoend in zijn Bloed Vgl. Rom. 5, 9 . Hij "die voor ons gerechtigheid, heiliging en verlossing is geworden" (1 Kor. 1, 30) of zelfs looochent dat de verdienste van Christus Jezus door de toediening van het sacrament van de doop, gedragen door de rechtmatige bediening door de Kerk zowel volwassen als kinderen toetreft, hij zij verdoemd.
Want "aan de mensen is onder de hemel geen andere naam gegeven, in wie wij gered zullen worden" (Hand. 4, 12). Vandaar deze stem: "Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden van de wereld." (Joh. 1, 29)
En deze: "alwie gedoopt is, heeft zich met Christus bekleed." (Gal. 3, 27)
"Want, datgene dat de apostel zegt: "door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en zo ging de dood op alle mensen over" (Rom. 5, 12), kan niet anders verstaan worden, dan zó, als de wereld verbreide katholieke Kerk het altijd heeft begrepen.
Wegens deze geloofsregel, uit de traditie van de apostelen, worden kinderen, die zelf nog geen enkele zonden kunnen doen, daarom waarachtig gedoopte tot vergeving van de zonden, opdat zij door de wedergeboorte gereinigd worden, wat zij door geboorte hebben opgelopen." vgl. 15e en 16e Synode van Carthago, Over de erfzonde, canon 2, DS 223
"Als iemand niet herboren zou worden uit water en Heilige Geest, kan hij niet binnengaan in het rijk Gods." (Joh. 3, 5)
Wie ontkent, dat door de genade van onze Heer Jezus Christus, welke door de doop wordt overgereikt, om de schuld van de erfzonde te vergeven, of zelf beweert dat niet het eigenlijke en ware karakter van wat de zonde is, wordt weggenomen, maar wie zegt; het wordt alleen maar afgeschraapt en niet aangerekend, hij is verdoemd.
In de herborenen haat God niets omdat "niets hun ter veroordeling ten laste wordt gelegd" (Rom. 8, 1), die werkelijk met Christus zijn mee begraven door de doop in de dood". (Rom. 6, 4) Die niet wandelen volgens het vlees, maar de oude mens afleggen en zich bekleden met de nieuwe mens Vgl. Ef. 4, 22-24 Vgl. Kol. 3, 9 , onschuldig zijn, onbevlekt, rein, schuldeloos en door God geliefde kinderen zijn geworden, namelijk "erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus" (Rom. 8, 17), zodat niets hen weerhoudt om het hemelrijk binnen te gaan.
Dat echter in de gedoopten de begeerte en de brandstof blijft, erkent en voelt dit heilig Concilie, omdat dit teruggebleven is voor de strijd, kan het diegene die door de genade van Christus geholpen haar manhaftig bestrijden, niet schaden. Veel meer geldt: "Wie juist gestreden heeft, krijgt de krans (van de overwinning)" (2 Tim. 2, 5). Deze begeerte, zo verklaart het heilig Concilie, die de apostel eertijds zonde noemt, heeft de katholieke Kerk nooit zo begrepen, dat wat zonde wordt genoemd, ook werkelijk en op eigenlijke wijze zonde zou zijn in de herborenen, maar dat zij (deze begeerte) uit zonde is en tot zonde neigt. Wie het tegenovergestelde beweerd, hij zij verdoemd.
Hetzelfde heilige Concilie verklaart evenwel, dat het niet in haar bedoeling is, in dit decreet, waar de erfzonde wordt behandeld, de zalige en onbevlekte Maagd Maria, en Moeder Gods erbij te betrekken, maar dat in beschouwing genomen moet worden, de constituties van de zalige paus Sixtus IV, onder het gezichtspunt van de straffen die deze constituties bevatten, welke geactualiseerd zijn. Vgl. Paus Sixtus IV, Bul, Over het vieren van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Cum praeexcelsa (27 feb 1477) Vgl. Paus Sixtus IV, Constitutie, Over de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Grave Nimis (8 sept 1483), 1-2