
Paus Franciscus - 13 september 2017
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Zoals jullie weten heb ik in de voorbije dagen een apostolische reis naar Colombia gemaakt. Van ganser harte dank ik de Heer om dit grote geschenk en ik wil opnieuw uiting geven aan mijn erkentelijkheid aan de heer President van de Republiek die mij met veel hoffelijkheid heeft ontvangen, aan de Colombiaanse bisschoppen die zich veel inspanningen getroost hebben om dit bezoek voor te bereiden, ook aan de andere gezagsdragers in het land en aan allen die hebben bijgedragen om dit bezoek mogelijk te maken. Een bijzondere dankbetuiging aan het Colombiaanse volk dat mij met grote liefde en veel vreugde heeft ontvangen! Een blij volk ondanks het vele lijden, toch blij; een volk met hoop. Eén van de zaken die mij in alle steden het meest getroffen heeft, waren de vaders en moeders met kinderen, die de kinderen omhoog staken om ze door de paus te laten zegenen, maar ook met veel fierheid lieten ze hun kinderen zien als om te zeggen: “Dit is onze fierheid! Dit is onze hoop”. Ik heb gedacht: een volk dat in staat is kinderen te krijgen en in staat is om ze met fierheid te tonen, als een hoop: dat volk heeft toekomst. Het heeft me erg blij gemaakt.
Op bijzondere wijze heb ik deze reis ervaren als een continuïteit met twee pausen die voor mij Colombia bezochten: de zalige Paulus VI in 1968, en de heilige Johannes Paulus II in 1986. Een continuïteit bezield door de Geest, die het gaan van het godsvolk begeleidt op de wegen van de geschiedenis.
Het motto van de reis was: “Demos el primer paso”, wat betekent: “Laten we de eerste stap zetten”, verwijzend naar het verzoeningsproces dat Colombia beleeft om een halve eeuw intern conflict achter zich te laten, een conflict dat veel lijden en vijandschap heeft veroorzaakt, veel wonden heeft geslagen die moeilijk te genezen zijn. Maar met Gods hulp is die weg nu aangevat. Met mijn bezoek heb ik de inspanningen van dit volk willen zegenen, het bevestigen in zijn geloof en hoop en zijn getuigenis aanvaarden, dat een verrijking is voor mijn dienstwerk en voor heel de Kerk. Het getuigenis van dit volk is een rijkdom voor heel de Kerk.
Colombia – zoals de meeste Latijns-Amerikaanse landen – is een land met diepe christelijke wortels. En ook al maakt dit feit de pijn om de tragedie van die verscheurende oorlog scherper, tegelijkertijd is het een waarborg voor de vrede, een stevige grondslag voor de wederopbouw, de bron van zijn onoverwinnelijke hoop. Het is duidelijk dat de Boze gepoogd heeft het volk te verdelen om het werk van God te vernietigen, maar het is evenzeer duidelijk dat de liefde van Christus, zijn mateloze Barmhartigheid, sterker is dan zonde en dood.
Deze reis bestond in het brengen van de zegen van Christus, de zegening van de Kerk over het verlangen naar leven en vrede waarvan het hart van deze Natie overvloeit: ik heb het kunnen zien in de ogen van de duizenden en duizenden kleine kinderen, kinderen en jongeren die het stadsplein van Bogotá vulden en dat heb ik overal kunnen zien. Het is een levenskracht die door de natuur zelf ook wordt vertolkt met haar weelderigheid en haar biodiversiteit. Colombia is het tweede land in de wereld wat betreft biodiversiteit. In Bogotá heb ik alle bisschoppen van het land kunnen ontmoeten en ook het Bestuurscomité van de Celam. Ik dank God dat ik hen mocht omhelzen en hen mijn pastorale aanmoediging kon geven voor hun zending in dienst aan de Kerk, sacrament van Christus onze vrede en onze hoop.
De dag die op bijzondere wijze gewijd was aan het thema van de verzoening, het hoogtepunt van de reis, had plaats in Villavicencio. ’s Morgens vond de grote Eucharistieviering plaats met zaligverklaring van de martelaren Jesùs Emilio Jaramillo Monsalve, bisschop en van Pedro Maria Ramirez Ramos, priester. ’s Namiddags was er de speciale Liturgie van de verzoening symbolisch georiënteerd naar de Christus van Bocayà, zonder armen en benen, verminkt zoals zijn volk.
De zaligverklaring van die twee martelaren heeft op tastbare wijze doen herinneren dat de vrede ook en misschien zelfs vooral, vrucht is van het bloed van de vele getuigen van de liefde, van de waarheid, van de rechtvaardigheid en ook van echte en waarachtige martelaren, zoals de twee genoemden. Luisteren naar hun levensverhaal was ontroerend, tot tranen toe bewogen, tranen van pijn en van vreugde tegelijk. Met hun relikwieën en hun beeltenis voor ogen heeft het heilige gelovige volk van God zijn eigen identiteit sterk ervaren, in gedachte de vele, te vele slachtoffers en met vreugde om de barmhartigheid van God die allen die Hem vrezen raakt. Vgl. Lc. 1, 50
“Zij ontmoeten elkander, genade en waarheid, gerechtigheid en vrede - zij kussen elkaar.” (Ps. 85, 11) hebben we bij het begin gehoord. Dit psalmvers bevat de profetie van wat vorige vrijdag in Colombia gebeurd is. Profetie en genade van God voor dat gekwetste volk, zodat het kan opstaan en een weg van nieuw leven kan bewandelen. Die profetische woorden vol genade zagen we geïncarneerd in de verhalen van de getuigen, die gesproken hebben in naam van velen en van de velen die vanuit hun wonden, met de genade van Christus, uit zichzelf zijn getreden en zich opengesteld hebben voor de ontmoeting, voor vergiffenis, voor verzoening.
In Medellin was er het perspectief van het christelijk leven als leerlingschap: roeping en zending. Als christenen zich volledig geven aan de navolging van Jezus Christus, worden ze waarlijk zout, licht en gist in de wereld en de vruchten zijn dan overvloedig. Een van die vruchten zijn de Hogares. Dat zijn huizen waar kinderen en jongeren, gewond door het leven, een nieuw gezin vinden waar ze bemind worden, ontvangen, beschermd en begeleid. Andere overvloedige vruchten, als trossen, zijn de roepingen tot het priesterleven en tot het godgewijde leven die ik heb mogen zegenen en met vreugde aanmoedigen in een onvergetelijke ontmoeting van de godgewijden en hun familieleden.
Ten slotte, in Cartagena, de stad van de heilige Petrus Claver, apostel van de slaven, lag de “focus” op de promotie van de menselijke persoon en van zijn fundamentele rechten. De heilige Petrus Claver zoals ook meer recent de heilige Maria Bernarda Bütler, hebben hun leven gegeven voor de armste en de meest uitgesloten mensen en hebben zo de weg gewezen van de ware revolutie, de evangelische, niet ideologisch maar die werkelijk mensen en samenlevingen bevrijdt van slavernij gisteren, en spijtig genoeg, ook vandaag. In die zin betekent “de eerste stap zetten” – het motto van de reis – het vlees van de gekwetste en verlaten broeder, nabij komen, ervoor buigen en aanraken. Dit doen, samen met Jezus, de Heer die voor ons slaaf werd. Dank zij Hem is er hoop want Hij is barmhartigheid en vrede.
Opnieuw vertrouw ik Colombia en zijn geliefde volk toe aan de Moeder, Onze Lieve Vrouw van Chiquinquirà, die ik mocht vereren in de kathedraal van Bogotá. Moge, met de hulp van Maria, elke Colombiaan elke dag de eerste stap zetten naar de broer of de zus om zo samen, dag na dag, vrede te bouwen in liefde, in rechtvaardigheid en in waarheid.