28 juni 2005
Het Paasmysterie van Jezus, dat zijn lijden en sterven, zijn verrijzenis en zijn verheerlijking omvat, staat centraal in het christelijk geloof, omdat het heilsplan van God eens en voor al in vervulling is gegaan in de verlossende dood van zijn Zoon, Jezus Christus.
Enkele leiders van Israël beschuldigden Jezus ervan te handelen in strijd met de Wet, met de tempel, en in het bijzonder in strijd met het geloof in de ene God, omdat Hij verkondigde de Zoon van God. Daarom leverden zij Hem uit aan Pilatus, opdat deze Hem ter dood zou veroordelen.
Jezus heeft de Wet, die God aan Mozes gegeven heeft op de Sinaï, niet afgeschaft maar tot vervulling gebracht en er de definitieve iuitleg van gegeven. Hij is de goddelijke Wetgever, die deze Wet volledig ten uitvoer brengt. Bovendien brengt Hij, als trouwe Dienstknecht van God, met zijn verzoenend sterven het enige offer dat in staat is vrijspraak te bewerken voor “alle zonden die onder het eerste verbond zijn bedreven” (Hebr. 9, 15).
Jezus werd er van beschuldigd de tempel vijandig gezind te zijn. Maar Hij heeft hem geëerbiedigd als 'het huis van zijn Vader' (Joh. 2, 16), en daar een aanzienlijk deel van zijn onderricht gegeven. Hij heeft er ook, in samenhang met zijn dood, de verwoesting van aangekondigd, en zichzelf voorgesteld als de definitieve woning van God onder de mensen.
Jezus heeft het geloof in één God nooit weersproken, ook niet toen Hij het bij uitstek goddelijke werk verrichtte, waarin de Messiaanse beloften werden vervuld, en dat Hem openbaarde als aan God gelijk: namelijk het vergeven van de zonden. De vraag van Jezus om in Hem te geloven en zich te bekeren, maakt het mogelijk het tragische onbegrip te vatten van het sanhedrin, dat meende dat Jezus de dood verdiende omdat Hij een godslasteraar zou zijn.
Het lijden en de dood van Jezus kunnen niet zonder meer alle destijds levende Joden worden aangerekend, noch de andere Joden, die later gekomen zijn, in tijd en ruimte. Iedere individuele zondaar, iedere mens dus, is in werkelijkheid oorzaak en instrument van het lijden van de Verlosser. Nog schuldiger zijn degenen die, vooral als het christenen zijn, steeds weer in de zonde terugvallen of behagen scheppen in de ondeugden.
Om alle mensen met zich te verzoenen, die vanwege de zonde ten dode stonden opgeschreven, heeft God het liefdevolle initiatief genomen zijn Zoon te zenden, opdat Hij zich voor de zondaars aan de dood zou uitleveren. Omdat de dood van Jezus in het Oude Testament was aangekondigd, in het bijzonder als offer van de lijdende Dienstknecht, stierf Hij “volgens de Schriften”.
Heel het leven van Christus is een vrijwillige offergave aan de Vader, om diens heilsplan te vervullen. Hij geeft zijn leven “als losprijs voor velen” (Mc. 10, 45), en verzoent zo heel de mensheid met God. Zijn lijden en sterven laten zien hoe zijn mensheid het vrije en volmaakte instrument is van de goddelijke Liefde, die het heil van alle mensen wil.
Bij het Laatste Avondmaal met de apostelen, op de vooravond van zijn lijden, anticipeert Jezus op de vrijwillige offergave van zichzelf, dat wil zeggen: Hij brengt deze in tekenen tot uitdrukking en maakt zijn offer al op voorhand tot werkelijkheid: “Dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt” (Lc. 22, 19). “Dit is mijn Bloed, dat... vergoten wordt” (Mt. 26, 28). Zo stelt Hij de Eucharistie in als “gedachtenis” (1 Kor. 11, 25) van zijn offer, en stelt Hij tegelijkertijd zijn apostelen aan tot priesters van het Nieuwe Verbond.
Ondanks de afschuw die de dood oproept in de geheel heilige mensheid van Hem, die de “leidsman ten leven” (Hand. 3, 15) is, stemt de menselijke wil van de Zoon van God toch in met de wil van de Vader: om ons te redden, is Jezus bereid onze zonden in zijn lichaam te dragen door “gehoorzaam te worden tot de dood” (Fil. 2, 8).
Jezus heeft vrijwillig zijn leven gegeven als zoenoffer, dat wil zeggen: Hij heeft onze zonden goedgemaakt door de volmaakte gehoorzaamheid van zijn liefde tot de dood. Deze “liefde tot het uiterste” (Joh. 13, 1) van de Zoon van God, verzoent heel de mensheid met de Vader. Het Paasoffer van Christus koopt dus alle mensen vrij, op een unieke, volmaakte en definitieve wijze, en opent voor hen de gemeenschap met God.
Door hen op te roepen hun kruis op zich te nemen en Hem te volgen wil Jezus zijn leerlingen, aan wie zijn verlossend offer het eerst ten goede komt, met dit offer verenigen.
Christus onderging een echte dood gekend en is werkelijk begraven. Maar de kracht van God heeft zijn lichaam gevrijwaard voor het bederf.