In de liturgie handelt de "gehele Christus" ("Christus totus"), Hoofd en Lichaam. Als hogepriester viert Hij samen met zijn lichaam, dat de hemelse en aardse Kerk is.
De hemelse liturgie wordt gevierd door de engelen, door de heiligen van het Oude en het Nieuwe Verbond, in het bijzonder door de Moeder van God, de apostelen, de martelaren en door “een grote menigte“ die niemand tellen kan, “uit alle rassen en stammen en volken en talen” (Openb. 7, 9). Wanneer wij in de Sacramenten het heilsmysterie vieren, nemen wij deel aan deze eeuwige liturgie.
De Kerk op aarde viert de liturgie als priesterlijk volk, waarbinnen ieder handelt volgens zijn eigen functie in de eenheid van de heilige Geest. De gedoopten dragen zichzelf op als geestelijk offer; de gewijde bedienaars vieren overeenkomstig de wijding die zij ontvangen hebben ten dienste van alle leden van de Kerk; de bisschoppen en de priesters handelen in de Persoon van Christus, het Hoofd.