Het gaat over de universele bestemming, de verdeling en het privé-bezit van de goederen, en over de eerbied voor personen, voor hun bezittingen, en voor de heelheid van de schepping. De Kerk ziet in dit gebod ook het fundament van haar sociale leer, die gaat over het juiste handelen op economisch gebied en in het sociale en politieke leven, over het recht op en de plicht tot menselijke arbeid, over de rechtvaardigheid en solidariteit tussen de volkeren, en over de liefde voor de armen.