De opgelegde straf moet in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf. Vandaag de dag, tengevolge van de mogelijkheden waarover de staat beschikt om de misdaad te onderdrukken door de schuldige onschadelijk te stellen, zijn de gevallen waarin de doodstraf absoluut noodzakelijk is “uiterst zeldzaam of komen praktisch niet meer voor” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 56. Als de onbloedige middelen toereikend zijn, dient de overheid zich tot deze middelen te beperken, omdat ze beter beantwoorden aan de concrete voorwaarden van het algemeen welzijn, meer in overeenstemming zijn met de waardigheid van de persoon, en de schuldige niet definitief de mogelijkheid ontnemen om vrij te komen.