28 juni 2005
Dit gebod verbiedt:
het polytheïsme en de afgodendienst die een schepsel vergoddelijkt, de macht, het geld of zelfs de duivel;
het bijgeloof, dat een ontsporing is van de eredienst die de ware God verschuldigd is, en dat ook tot uitdrukking komt in diverse vormen van waarzeggerij, magie, toverij en spiritisme; de ongodsdienstigheid, die tot uitdrukking komt in het op de proef stellen van God in woorden of door daden;
in de heiligschennis, waarbij sacrale personen of zaken ontwijd worden, vooral de Eucharistie; in de simonie, waarbij men beoogt geestelijke goederen te kopen of te verkopen;
het atheïsme, dat het bestaan van God afwijst, dikwijls op grond van een verkeerd begrip van de menselijke autonomie;
het agnosticisme, volgens hetwelk men over God niets kan weten, en dat ook de onverschilligheid en het praktisch atheïsme omvat.