28 juni 2005
Behalve door het wezenlijke teken van het lege graf, is van de verrijzenis van Jezus ook getuigd door de vrouwen, die Hem als eersten ontmoet hebben en die Hem aan de apostelen hebben verkondigd. Daarna is Jezus “verschenen aan Kefas (Petrus) en daarna aan de Twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk” (1 Kor. 15, 5-6) en aan nog anderen. De apostelen kunnen de verrijzenis niet verzonnen hebben, want deze scheen hun onmogelijk: Jezus heeft hen zelfs een verwijt gemaakt om hun ongeloof.