Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
De Vader, die niet te vatten is en onveranderlijk, heeft aan de mensen zijn mysterie geopenbaard, zijn liefdesplan, dat door de Zoon in de Heilige Geest is verwezenlijkt voor het heil van de mensen. Bij de schepping riep Hij de kosmos in het aanzijn en maakte haar mooi ten behoeve van de mens, die naar Gods beeld en gelijkenis Vgl. Gen. 1, 26 geschapen is. En toen de mens de bittere ervaring van de zonde had opgedaan, heeft de Vader hem niet verlaten, maar in zijn barmhartigheid de wonden ervan verbonden door zijn heil aan te bieden; daarbij heeft Hij onze eerste ouders, de aartsvaders, de rechtvaardigen en de hele keten van uitverkorenen met zich verzoend, en een verbond gesloten met zijn volk.
In de volheid van de tijd heeft door de werking van de Heilige Geest het Woord het vlees aangenomen uit de Maagd Maria door in haar maagdelijke schoot de menselijke natuur aan te nemen en zich hiermee te verenigen. Nadat Hij te midden van de mensen had gewoond en door woorden en tekenen het evangelie van het Koninkrijk verkondigd had, heeft Hij de Kerk, zijn bruid, zozeer liefgehad, dat Hij zichzelf als hoogste offer heeft aangeboden op het kruis, om haar vrij te maken van elke vlek en haar met schoonheid en luister te bekleden. In het paasmysterie van zijn dood en verrijzenis heeft Hij, die zelf het nieuwe Pasen is, offer en priester tegelijk, over de Kerk het Bloed en water uitgegoten - teken van de sacramenten - en heeft Hij de Kerk vervuld met de gave van de Heilige Geest. Binnengetreden in het hemels heiligdom, is Hij een voorspreker voor de mensen. Vgl. Hebr. 7, 25 Sindsdien gaat de Kerk, als zijn bruid en zijn lichaam, haar weg door tijd en ruimte, en is zij steeds in gemeenschap met de hemel, gericht op het eeuwig bruiloftsfeest te midden van de gemeenschap van de heiligen, en zonder ophouden zingt zij Hem toe en roept zij Hem aan, tot Hij wederkomt.
Vanuit de doopvont brengt Christus, de Heer, kinderen voort voor de Kerk; zij dragen het beeld van de Verrezene in zich mee. In de Heilige Geest met Christus verenigd, zijn zij in staat om met Christus de heilige liturgie, de geestelijke eredienst, te vieren.
De liturgie van de Kerk is door tussenkomst van de Heilige Geest vóór alles viering van het mysterie van ons heil, dat tot stand kwam in het Pasen van onze Heer Jezus Christus, in gehoorzaamheid aan de eeuwige wil van de hemelse Vader. In het sacramentele mysterie biedt de verrezen Christus zichzelf aan en maakt Hij ons, door de gave van zijn Geest, volledig gelijkvormig met zijn beeld, zodat voor ons "leven Christus is" (Fil. 1, 21).
De Heer komt tegenwoordig, wanneer het Woord van God in de bijeenkomst wordt verkondigd en met een zuiver hart wordt ontvangen. In de christelijke initiatie ontvangen de kinderen van de Kerk de gave om met Christus, de Heer, te sterven, met Hem te worden begraven en met Hem te verrijzen. Vgl. Rom. 6, 1-11 Vgl. Kol. 2, 20 Vgl. Kol. 3, 1-4 Aan sommigen van zijn zonen, die tot het ambtelijk priesterschap zijn uitgekozen, valt de gave ten deel om, door gelijkvormig te worden met de priester Christus, zijn priesterlijk, profetisch en koninklijk volk te dienen en om de epiclese uit te spreken, opdat de Geest het volk binnenleidt in de aanwezigheid van de goddelijke Majesteit om Hem lof en eer te brengen en dank te betuigen. In het bruiloftsmaal van de eucharistie biedt de Bruidegom de Kerk zijn Lichaam en Bloed aan: het is het begin van het Koninkrijk, dat is beloofd en afgesmeekt, en dat ontvlamt door het vuur van de Geest. In het huwelijk verenigt de Kerk zich met de Bruidegom in een vruchtbaarheid die nieuwe kinderen voortbrengt, en in een engagement tot getuigenis en missie. In het sacrament van de vergeving laat zij het kind dat ze verloren had maar dat is teruggevonden Vgl. Lc. 15, 11-32 , opnieuw toe in de tegenwoordigheid van de Vader. Bij de zalving van zieken met de heilige Olie smeekt de Kerk haar Heer om genezing en vergeving van zonden. Verenigd met de biddende Christus, bij wie vooral de monnik bezieling vindt voor heel zijn bestaan, laat zij in de Heilige Geest haar lofprijzing voortdurend tot de Vader opstijgen, alsook haar dankzegging en de smeekbede van de epiclese. Haar liturgie strekt zich uit in de 'heilstijd', waarvan de uren vervuld zijn van genade.
In het complexe geheel van deze mysteries verbindt de aardse liturgie reeds de aarde met de hemel en derhalve met de goddelijke en volmaakte liturgie die daar wordt gevierd, totdat bij de wederkomst van de Heer de mensheid zal worden toegelaten tot de aanschouwing van God zoals Hij is, en tot de onophoudelijke aanbidding van de allerheiligste Drie-eenheid.
In zijn apostolische brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Orientale Lumen
Bij gelegenheid van de honderdste gedenkdag van de Apostolische brief Orientalium Dignitas van Paus Leo XIII
(2 mei 1995) nodigt Johannes Paulus II uit om te luisteren naar de Kerken van het Oosten, "levende vertolkers van de schat der overlevering die zij bewaren", want, zo voegt de paus eraan toe: "Wanneer ik dit erfgoed beschouw, verschijnen voor mijn ogen elementen die van grote betekenis zijn om de christelijke ervaring vollediger en meer integraal te begrijpen en bijgevolg om een meer compleet antwoord te geven op de verwachtingen van de mannen en vrouwen in deze tijd. In vergelijking immers met iedere andere cultuur heeft het christelijke Oosten een unieke en bevoorrechte rol als het oorspronkelijke kader waarin de Kerk werd geboren", H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bij gelegenheid van de honderdste gedenkdag van de Apostolische brief Orientalium Dignitas van Paus Leo XIII, Orientale Lumen (2 mei 1995), 5 Terwijl er in dit verband aan wordt herinnerd "met hoeveel liefde de Oosterse Christenen de liturgische plechtigheden vieren" 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15, wordt onderstreept dat de zin voor het mysterie in de liturgische viering "zo sterk wordt ervaren door alle gelovigen uit het christelijk Oosten" H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bij gelegenheid van de honderdste gedenkdag van de Apostolische brief Orientalium Dignitas van Paus Leo XIII, Orientale Lumen (2 mei 1995), 6 en dat "het liturgisch gebed in het Oosten zeer geschikt blijkt om de mens in zijn totaliteit erbij te betrekken: het mysterie wordt bezongen in heel de verhevenheid van zijn inhoud, maar ook met de warmte aan gevoelens die het oproept in het hart van de verloste mensheid. In de heilige handeling wordt ook op de lichamelijkheid een beroep gedaan om een lofprijzing aan te heffen, en de schoonheid, die een van de meest geliefde termen in het Oosten is om de goddelijke harmonie en het model van de verheerlijkte mensheid Vgl. H. Clemens van Alexandrië, De pedagoog, Paedagogos. III, 1, 1: Sources Chretien 158, 12 te verwoorden, openbaart zich overal: in de vorm van de kerk, en in de klanken, kleuren, lichten, en geuren. De lange duur van de vieringen, de herhaalde aanroepingen, alles is uitdrukking van een toenemende identificatie van heel de persoon met het gevierde mysterie. Het gebed van de Kerk wordt zo al een deelname aan de hemelse liturgie, een anticiperen op de uiteindelijke zaligheid". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bij gelegenheid van de honderdste gedenkdag van de Apostolische brief Orientalium Dignitas van Paus Leo XIII, Orientale Lumen (2 mei 1995), 11
Dit laat nog meer zien hoe kostbaar de uitspraak van het Conciliedecreet over de oecumene is: "Het leren kennen, respecteren en liefdevol in stand houden van het bijzonder rijke liturgische en geestelijke erfgoed van het Oosten is, zoals allen moeten weten, van het grootste belang voor het trouw bewaren van de volheid van de christelijke traditie en voor het tot stand brengen van een verzoening tussen de Christenen van Oost en West". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15