Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
De viering van de goddelijke liturgie vormt de kern van de christelijke eredienst. Deze benaming 'goddelijke liturgie', die in het Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) wordt gebezigd, is niet exclusief van aard. Al wordt ze meer in het bijzonder gebruikt in de Kerken van Griekse oorsprong, men vindt haar ook terug in andere tradities, maar dan naast andere termen als o.a. offer, heiliging, mysteries of geheimen, offerande of aanbieding/oblatie, Eucharistie of dankzegging, breken van het brood.
Ook al doen deze termen meer direct denken aan het sacrament van het Lichaam en Bloed van de Heer, toch verwijzen ze ook naar het geheel van de viering met haar twee delen, waarvan het eerste gericht is op het Woord van God en het tweede op de eucharistische ritus.
De 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) leert ons dat Christus aanwezig is in zijn Woord, aangezien Hij zelf spreekt, wanneer in de Kerk de Schrift wordt gelezen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7; zij wijst er op, dat de prediking een integraal deel is van de liturgische handeling en beklemtoont, dat deze getrouw en op passende wijze moet plaatsvinden, en vooral dient te putten uit de bron van de heilige Schrift en van de liturgie als verkondiging van Gods wonderdaden in de heilsgeschiedenis. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 35.52 Daarom dient men ervoor te zorgen, dat in de viering van de goddelijke liturgie met het volk de homilie nooit achterwege blijft, in ieder geval niet op zondagen en verplichte feestdagen.
De rijkdom van het tweede gedeelte van de goddelijke liturgie en vooral van de communie als bekroning ervan komt op bewonderenswaardige wijze tot uitdrukking in de volgende woorden van de Nicolaas Cabasilas: "Dit mysterie van de communie is zó volmaakt en overtreft ieder ander sacrament daarin, dat het voert tot het hoogtepunt van al wat goed is: daarin ligt het einddoel van ieder menselijk verlangen, bereiken we God en verenigt God zich met ons in de meest volmaakte vereniging ( ... ). Aangezien het voor ons niet mogelijk is om ons zelf te verheffen tot de deelneming aan zijn weldaden, daalt Hij zelf af tot ons, deelt Hij ons bestaan en verenigt Hij zich zo direct met onze natuur die Hij aanneemt, dat Hij zichzelf aan ons meedeelt, juist door ons het vlees en bloed te schenken dat Hij van ons heeft aangenomen. Wanneer wij dan deel hebben aan zijn menselijk vlees en bloed, ontvangen wij God in de ziel: het Lichaam van God niet minder dan van de mens, het Bloed en de ziel van God, de geest en wil van God niet minder dan van de mens." H. Nicolas Cabasilas, Leven in Christus, De vita in Christo. IV, 10, 26: Sources chrétiennes 355, 270, 288.