Paus Franciscus - 27 november 2016
Beste broeders en zusters,
In de voorbije jaren hebben we nagedacht over twee aspecten van de christelijke roeping: de uitnodiging om ‘van zichzelf los te komen’ om de stem van de Heer te beluisteren, en het belang van de kerkelijke gemeenschap als een bevoorrechte plaats waar Gods roeping ontstaat, is te ontdekken en te voeden.
Vandaag wil ik ter gelegenheid van de 54ste Wereldgebedsdag voor Roepingen nadenken over het zich gezonden weten als kenmerk van de christelijke roeping. Ieder die zich laat raken door de stem van God en Jezus navolgt, ontdekt spoedig in zichzelf een onstuitbaar verlangen om door evangelisatie en liefdevolle dienstbaarheid de Blijde Boodschap aan zijn broeders en zusters te verkondigen. Alle Christenen zijn geroepen om missionarissen van het Evangelie te zijn. De leerling ontvangt het geschenk van Gods liefde niet voor zijn eigen persoonlijke vertroosting. Evenmin is hij geroepen om de Blijde Boodschap enkel aan zichzelf te verkondigen of om de belangen van een bedrijf te waarborgen. De leerling wordt daarentegen ten diepste geraakt en is hierdoor veranderd omdat hij zich geliefd weet door God en eenvoudigweg deze ervaring van vreugde niet alleen voor zichzelf kan houden: “De vreugde van het Evangelie die het leven van de gelovige gemeenschap vervult, is een missionaire vreugde”. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 21
Daarom is de opdracht om naar de anderen toe te treden, niet iets dat bij het christelijke leven erbij komt, alsof het om een soort versiering zou gaan maar maakt het daarentegen deel uit van de kern van het geloof. Wie een relatie met de Heer heeft, wordt als profeet van zijn Woord en als getuige van zijn liefde gezonden.
Hoewel wij ons broos en misschien ontmoedigd kunnen weten, moeten we ons vertrouwensvol naar God toekeren en ons niet laten neerdrukken door gevoelens van onvermogen of ons overgeven aan pessimisme. Dit maakt van ons enkel maar passieve toeschouwers van een vermoeiend en geroutineerd leven. Er is geen plaats voor angst. God zelf komt onze ‘onreine lippen’ zuiveren om ons zo klaar te maken voor de zending. “Uw zonde is verdwenen, uw schuld is bedekt. Daarop hoorde ik de stem van de Heer: ‘Wie zal Ik zenden, wie zal in onze naam gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, zend mij.’” (Jes. 6, 7-8).
Elke leerling die zich gezonden weet, luistert in zijn hart naar de stem van God die uitnodigt om “weldoende rond te trekken” en “allen te genezen”. Vgl. Hand. 10, 38 Inderdaad, zoals ik reeds vroeger zei, is elke christen dankzij de genade van het doopsel voor zijn broeders en zusters een ‘Christophorus’, een ‘drager van Christus’. Vgl. Paus Franciscus, AudiĆ«ntie, JubileumaudiĆ«ntie - Sint Pietersplein, Barmhartigheid en Missie (30 jan 2016), 3 Dit geldt in het bijzonder voor hen die geroepen zijn tot een leven van toewijding en voor de priesters die edelmoedig antwoordden “Hier ben ik, zend mij”. Met een hernieuwd missionair enthousiasme worden zij geroepen om buiten de heilige ruimten van de tempel te komen om de mensen de tederheid van God overvloedig te laten kennen. Vgl. Paus Franciscus, Homilie, Chrismamis 2016 - Sint Pietersbasiliek, God overdrijft door een steeds grotere barmhartigheid (24 mrt 2016), 4 De Kerk heeft nood aan zulke priesters: sereen en vol vertrouwen doordat zij de ware schat hebben ontdekt en vurig verlangend om naar buiten te gaan om deze schat met blijdschap aan allen bekend te maken. Vgl. Mt. 13, 44
Er rijzen ongetwijfeld vele vragen wanneer we over de zending van de Christen spreken: Wat betekent het om missionaris van het Evangelie te zijn? Wie geeft ons de kracht en de moed om te spreken? Wat is volgens het Evangelie de logica en de inspiratie van elke zending? Op deze vragen antwoorden we met de meditatie van drie scènes uit het Evangelie: het begin van de zending van Jezus in de synagoge van Nazareth Vgl. Lc. 4, 16-30 , de weg die Hij na zijn opstanding gaat met de leerlingen van Emmaüs Vgl. Lc. 24, 13-35 , en ten slotte, de parabel van de zaaier. Vgl. Mc. 4, 26-27
Jezus is gezalfd door de Geest en gezonden. Om een leerling-missionaris te zijn, is het nodig om actief te delen in de zending van Christus. Jezus zelf duidt dit aan met de woorden in de synagoge van Nazareth: “De Geest van de Heer rust op mij; daartoe heeft Hij mij gezalfd. Om aan armen de goede boodschap te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan, en een jaar af te kondigen dat de Heer welgevallig is” (Lc. 4, 18-19). Dit is ook onze zending: gezalfd zijn met de Geest en gezonden worden naar onze broeders en zusters om het Woord te verkondigen en voor hen een instrument van redding te zijn.
Jezus gaat stap voor stap met ons mee. De vragen die in het hart van de mens opwellen en de uitdagingen die het leven met zich meebrengen, kunnen ons overweldigen en ons laten voelen dat we energie en hoop tekort komen. Het gevaar bestaat dat we de christelijke zending begrijpen als iets louter utopisch of iets dat onze krachten te boven gaat. Het beschouwen van de Verrezen Heer Jezus die mee op weg gaat met de leerlingen van Emmaüs Vgl. Lc. 24, 13-15 , kan ons vertrouwen doen herleven. Deze scène uit het Evangelie is een echte ‘liturgie van de weg’ die vooraf gaat aan de diensten van het Woord en het Brood. Jezus vergezelt ons bij elke stap. De twee leerlingen, neergedrukt door het schandaal van het kruis, keren verslagen naar huis terug. Hun harten zijn gebroken, hun hoop verdwenen en hun dromen uit elkaar geslagen. De vreugde van het Evangelie heeft in hen plaats gemaakt voor droefheid. Wat doet Jezus? Hij oordeelt hen niet, maar wandelt mee met hen. In plaats van een muur op te trekken, opent hij een bres. Geleidelijk aan doet Hij de wanhoop kantelen, steekt hun harten aan en opent Hij hun ogen in de verkondiging van het Woord en in het breken van het Brood. Op dezelfde manier neemt de Christen niet alleen de opdracht tot verkondiging op maar ervaart hij zelfs te midden van vermoeidheid en onbegrip dat “Jezus met hem meegaat, tot hem spreekt, met hem ademt, met hem werkt. Hij ervaart de aanwezigheid van de levende Jezus met hem midden in zijn missionaire handelen”. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 266
Jezus doet het zaad groeien. Tenslotte is het belangrijk dat we uit het Evangelie leren hoe we moeten verkondigen. Vaak gebeurt het dat we met de beste bedoelingen ons laten verleiden tot machtsbezit, proselitisme of intolerant fanatisme. Het Evangelie echter leert ons elke afgodendienst van macht en succes, elke buitensporige bezorgdheid voor structuren en elke angst die meer gesteld is op verovering dan op dienstbaarheid, af te wijzen. Het zaad van het Koninkrijk groeit, hoewel heel klein en misschien onzichtbaar en onbeduidend, stilletjes dankzij het onophoudelijke werk van God: “Met het koninkrijk van God gaat het als met iemand die zaad op zijn land heeft gestrooid. Hij slaapt en waakt, nacht na nacht en dag na dag, en het zaad ontkiemt en schiet op, zonder dat hij weet hoe” (Mc. 4, 26-27). Dit is ons hoofdvertrouwen: God overtreft onze verwachtingen en verrast ons voortdurend door zijn vrijgevigheid. Hij geeft wasdom aan de vruchten van onze arbeid op een wijze die elke menselijke berekening ver overtreft.
Steunend op dit evangelisch vertrouwen, openen we ons voor de stille werking van de Geest die de basis is voor elke zending. Er is geen roepingenpastoraal of christelijke missie mogelijk zonder toegewijd en contemplatief gebed. Daarom is het nodig het christelijke leven te voeden met het luisteren naar het Woord van God, en vooral in het zorg dragen voor een persoonlijke relatie met de Heer in de eucharistische aanbidding, de geprivilegieerde ‘plaats’ voor een ontmoeting met God.
Heel sterk moedig ik het beleven van deze diepe vriendschap met de Heer aan, bovenal om God nieuwe roepingen tot het priesterschap en het toegewijde leven af te smeken. Het volk van God moet geleid worden door herders die hun leven durven geven aan de dienst van het Evangelie. Ik vraag daarom aan parochiegemeenschappen, verenigingen en de vele gebedsgroepen die er in de Kerk zijn om, in weerwil van bekoringen tot ontmoediging, blijvend de Heer arbeiders voor de oogst te vragen. Moge God ons priesters schenken die verliefd zijn op het Evangelie en die de naaste van eenieder willen worden, om zo levende tekenen van Gods barmhartige liefde te zijn.
Beste broeders en zusters, ook vandaag kunnen wij met vuur voor het Evangelie bezield worden en jongeren aanmoedigen in de voetstappen van Christus te treden. Tegenover het algemeen gevoel van een vermoeid geloof dat enkel herleid wordt tot een ‘to do-list’, verlangen onze jongeren de ontdekking van het aantrekkelijke en steeds nieuwe van de figuur van Jezus. Zij willen bevraagd en uitgedaagd worden door zijn woorden en handelingen. Zij dromen dankzij Hem, van een leven dat helemaal menselijk is en als geslaagd beleefd wordt omwille van een in liefde gegeven leven.
De allerheiligste Maagd Maria, Moeder van onze Redder, had de durf om in te gaan op deze droom die God met haar had. Zij vertrouwde haar jeugd en enthousiasme aan Hem toe. Mogen we op haar voorspraak dezelfde beschikbaarheid en openheid van hart verkrijgen om ook zelf “Hier ben ik” te antwoorden op de roepstem van de Heer. Mogen we zoals Maria, met vreugde op weg gaan Vgl. Lc. 1, 39 om Christus aan de hele wereld te verkondigen.
Vanuit het Vaticaan, 27 november 2016
Eerste zondag in de Advent
Franciscus