18 november 1965
Uit het feit dat Christus, gezonden door de Vader, de bron en oorsprong is van heel het apostolaat van de Kerk, volgt, dat de vruchtbaarheid van het apostolaat van de leken afhangt van hun levensverbondenheid met Christus, volgens het woord van de heer: "Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets" (Joh. 15, 5). Dit leven van innerlijke verbondenheid met Christus wordt in de Kerk gevoed door geestelijke hulpmiddelen, die aan alle gelovigen ter beschikking staan, vooral door de actieve deelname aan de heilige liturgie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 11 De leken moeten deze middelen zó gebruiken, dat zij bij het correct vervullen van hun wereldlijke taken in het gewone leven, de verbondenheid met Christus niet losmaken van hun leven, maar door het verrichten van hun werkzaamheden volgens de wil van God juist groeien in die verbondenheid. Op deze wijze moeten de leken met elan en blijmoedigheid vooruitgaan in de heiligheid en daarbij de moeilijkheden met verstand en geduld trachten te boven te komen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 32.40-41 Noch de zorgen voor het gezin noch andere tijdelijke aangelegenheden morgen staan buiten de sfeer van hun geestelijk leven, volgens het woord van de Apostel: "Al wat gij doet in woord of wek, doet alles in de naam van Jezus de Heer, God de Vader dankend door Hem" (Kol. 3, 17).
Zulk een leven vraagt een voortdurende beoefening van geloof, hoop en liefde.
Slechts door het licht van het geloof en door de overweging van het woord Gods kan men altijd en overal God ontdekken, door wie "wij het leven hebben, ons bewegen en zijn" (Hand. 17, 28), kan men in alles wat gebeurt, Gods wil zoeken, Christus zien in alle mensen, hetzij zij ons na staan of vreemd voor ons zijn, kan men een juist oordeel vormen over de ware betekenis en de waarde die de tijdelijke dingen hebben op zichzelf en met betrekking tot het einddoel van de mens.
Wie dit geloof bezitten, leven in de hoop op de openbaring van de kinderen van Gods, gedachtig het kruis en de verrijzenis van de Heer.
Op de Pelgrimstocht van dit leven zijn zij met Christus verborgen in God en vrij van de slavernij van de rijkdom. Zij richten zich op de eeuwige goederen en wijden zich edelmoedig met al hun krachten aan de uitbreiding van het koninklijk Gods en aan hun taak, de orde van het tijdelijke te bezielen en te vervolmaken met de christelijke geest. Bij de moeilijkheden van dit leven putten zij kracht in de hoop en in de overtuiging, dat "het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, waarvan ons de openbaring te wachten staat" (Rom. 8, 18).
Gedreven door de liefde, die uit God is, doen zij goed aan allen, vooral aan de geloofsgenoten Vgl. Gal. 6, 10 , waarbij zij "alle boosheid en alle bedrog afleggen en zich onthouden van alle veinzerij, afgunst en kwaad spreken" (1 Petr. 2, 1); zo brengen zij de mensen tot Christus. De liefde van god, die "in ons hart is uitgestort door de Heilige Geest, die ons werd geschonken" (Rom. 5, 5), stelt de leken in staat, de geest van de zaligsprekingen werkelijk tot uitdrukking te brengen in hun leven. Jezus volgend in zijn armoede laten zij zich niet neerdrukken door gebrek en worden zij niet trots bij overvloed. Christus navolgend in zijn nederigheid zoeken zij geen ijdele roem Vgl. Gal. 5, 26 , maar trachten zij meer aan God te behagen dan aan de mensen. Steeds zijn zij bereid alles te verlaten omwille van Christus Vgl. Lc. 14, 26 en vervolging te verduren om de gerechtigheid Vgl. Mt. 5, 10 , met het woord van de Heer voor ogen: "wie mijn volgeling wil, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen" (Mt. 16, 24). In onderlinge christelijke vriendschap komen zij elkaar in iedere nood te hulp.
Deze spiritualiteit van de leken moet een bijzonder stempel krijgen vanuit hun leven in huwelijk en gezin, in celibaat of weduwstaat, vanuit ziekte, beroepsarbeid en sociale activiteit. Laten zij dus de hun geschonken kwaliteiten en gaven, die op deze omstandigheden zijn berekend, voortdurend ontwikkelen en de persoonlijke gaven benutten, die zij van de Heilige Geest hebben ontvangen.
Bovendien zullen de leken, die op de grond van hun speciale roeping zich hebben aangesloten bij een door de Kerk goedkeurende vereniging of instituut, er eerlijk naar streven zich ook de bijzondere spiritualiteit van dergelijke instituten eigen te maken. Zij moeten ook grote waarde hechten aan beroepsbekwaamheid, familiegeest, burgerzin en alle maatschappelijke deugden, zoals rechtschapenheid, zin voor rechtvaardigheid, oprechtheid, voorkomendheid, moed, allemaal deugden, zonder welke zelfs geen echte christelijke leven mogelijk is.
Het volmaakt model van zulk een geestelijk en apostolisch leven is de heilige maagd Maria, de koningin der apostelen. Zij leidde weliswaar op aarde een leven gelijk alle anderen, gevuld met zorgen voor het gezin en met arbeid, maar toch bleef zij altijd verenigd met haar zoon en nam zij op unieke wijze deel aan het werk van de Verlosser. En nu zij in de hemel is opgenomen, "draagt zij met haar moederlijke liefde zorg voor de broeders van haar Zoon, die nog op aardse pelgrimstocht zijn te midden van gevaren en lijden, totdat zij binnentreden in het gelukkige vaderland". Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62.65 Allen moeten haar met godsvrucht vereren en hun leven en apostolaat aan haar moederlijke zorg toevertrouwen.