18 november 1965
Er bestaat een grote verscheidenheid van verenigingen voor apostolaat. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het bestuur van de internationale federatie van katholieke mannen (8 dec 1956). A.A.S. 49 (1957) 26-27. Sommige beogen het algemeen apostolaatsdoel van de Kerk, andere richten zich meer in het bijzonder op evangelisatie en heiliging; weer andere willen op verschillende wijzen christelijke bezieling geven aan de tijdelijke orde; andere tenslotte willen getuigenis afleggen voor Christus vooral door werken van barmhartigheid en charitas.
Onder deze verenigingen verdienen allereerst de aandacht die, welke een grotere eenheid voorstaan en stimuleren tussen het praktische leven van de leden en hun geloof. De verenigingen zijn geen doel op zich, maar moeten dienstbaar zijn aan de Kerk bij het vervullen van haar zending voor de wereld. Hun apostolische stootkracht is des te groter naarmate ze meer beantwoorden aan de doelstellingen van de Kerk en naarmate de afzonderlijke leden en de verenigingen als geheel een sterker christelijk getuigenis geven en meer bezield zijn met evangelische geest.
Gezien de toename van allerlei instellingen en met het oog op de snelle ontwikkeling van de moderne samenleving vraagt de universele opdracht van de zending van de Kerk om steeds volmaaktere verenigingsvormen op internationaal terrein voor de apostolische initiatieven van de katholieken. De internationale katholieke organisaties zullen beter hun doel kunnen bereiken, wanneer de groepen die daarin samenwerken, en de leden van die groepen nauwer met de organisatie zijn verbonden. Met inachtneming van de juiste verhouding tot het kerkelijk gezag (zie alinea 24) hebben de leken het recht, verenigingen op te richten Vgl. Congregatie van het Concilie, Resolutie voor het aartsbisdom Corrientes, Resolutio Corrienten. (13 nov 1920). A.A.S. 13 (1921) 139, en te leiden en lid te worden van bestaande verenigingen. Men vermijde echter versnippering van krachten als gevolg van de oprichting van overbodige nieuwe verenigingen en werken of als gevolg van nodeloos handhaven van verouderde verenigingen of methoden. Ook is het niet altijd gewenst om vormen van het ene land zonder meer over te brengen naar andere landen. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, De Opperherder - over de missionerende taak van de Kerk bij de 40e verjaardag van de Apostolische Brief Maximum Illud van Paus Benedictus XV, Princeps Pastorum (28 nov 1959), 44