Het is zeer zeker droevig, eerbiedwaardige broeders, dat er katholieken geweest zijn, ja zelfs nog zijn, die zich katholiek noemen en toch de verheven wet van rechtvaardigheid en liefde bijna vergeten zijn, welke ons verplicht, niet alleen aan ieder het zijne te geven, maar ook onze behoeftige broeder te ondersteunen, alsof het Christus zelf was
Vgl. Jac. 2 ; ja erger nog, katholieken, die er niet voor terugschrikken, uit winstbejag de arbeiders uit te buiten. Er zijn er zelfs, die de godsdienst misbruiken als dekmantel voor onrechtvaardige afpersingen, om zich te verweren tegen de volkomen rechtmatige eisen der arbeiders. Hun wijze van doen zullen wij steeds met klem blijven aanklagen. Want zij dragen de schuld, dat de Kerk, zij het onverdiend, er voor aangezien en er van beticht is, het voor de rijken op te nemen, en zich geenszins te bekommeren om de behoeften en noden van hen, die als het ware van hun natuurlijk erfdeel beroofd waren. Dat deze opvatting en deze aanklacht echter onverdiend en ongemotiveerd zijn, blijft duidelijk uit heel de kerkgeschiedenis; en speciaal de encycliek, waarvan wij het jubilee vieren, levert het meest onweerlegbaar getuigenis, dat deze laster en smaad slechts tegen alle rechtvaardigheid in op de Kerk en haar leer worden geworpen.