H. Paus Johannes Paulus II - 17 november 1980
Op dit uur komt mij in gedachten, dat Martin Luther in 1510/ 1511 als pelgrim, maar ook als zoekende en vragende naar de graven van de prinsen van de apostelen in Rome kwam. Thans kom ik tot u, de geestelijke erfgenamen van Martin Luther; ik kom als pelgrim. Ik kom om met deze ontmoeting in een veranderde wereld een teken te stellen van verbondenheid in de centrale geheimenissen van ons geloof.
Veel komt in ons op bij deze broederlijke ontmoeting, veel meer dan wij in staat zijn te zeggen in de beperkte tijd en met onze begrensde krachten. Staat u mij toe aan het begin van ons gesprek van te voren tot uitdrukking te brengen wat mij in het bijzonder beweegt. Ik doe dat in aansluiting aan het getuigenis van de brief aan de Romeinen, het geschrift dat voor Martin Luther absoluut beslissend was. 'Deze brief is het werkelijke kernstuk van het Nieuwe Testament en het allerzuiverst Evangelie', schrijft hij in 1522.