H. Paus Johannes Paulus II - 17 november 1980
Zeer geachte meneer de voorzitter van de Raad, hooggeachte leden van de Raad van de Evangelische Kerk in Duitsland,
geliefde medechristenen!
'Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus!' (Rom. 1, 7). Met deze woorden van de apostel van de volkeren groet ik u en allen, die u vertegenwoordigt. Van harte dank ik allen, die deze ontmoeting in het land waar de reformatie een aanvang nam, mogelijk hebben gemaakt. Bijzondere dank ben ik verschuldigd aan u, meneer de voorzitter van de raad, voor uw zeer verhelderende verklaring, die ons de dimensie van dit uur en meer nog onze christelijke zending voor ogen heeft gesteld. In het besef van deze werkelijkheden mogen wij - zoals eens Paulus - hopen, dat wij 'de vertroosting smaken van ons gemeenschappelijk geloof (Rom. 1, 12).
Ons samenzijn op dit ochtenduur is voor mij een symbool met een diepe betekenis, zodat ik met de woorden van een oude hymne zou willen zeggen: 'Het morgenrood rijst reeds hoger, moge Hij gelijk morgenrood over ons opgaan; in zijn Vader geheel de Zoon en geheel de Vader in het Woord'. Lauden, maandag van de 2e week door het jaar Moge Christus in ons midden en in dit land oplichten als het licht van het leven en van de waarheid, dat is onze gemeenschappelijke wens.