
Georgius A. Kard. Medina Estévez - 20 september 1997
Recentelijk werd aan deze Congregatie de recognitio gevraagd van diocesane kalenders, waarin heiligen en zaligen waren opgenomen die geen intrinsieke band hadden met de betreffende bisdommen. Een van de aangedragen motivaties voor dit verzoek was het sterke verlangen om een bepaalde religieuze familie te eren voor de bijdrage die zij heeft geleverd aan het leven in het bisdom. Het is echter niet moeilijk zich te realiseren, dat volgens dit criterium de diocesane kalender haar eigen karakter zou verliezen en grotendeels een soort verzameling zou worden van vieringen die eigen zijn aan de in dat gebied aanwezige religieuze families.
Bovendien zij opgemerkt, dat elke religieuze familie haar eigen heiligen en zaligen viert volgens de kalender die door de generaal overste werd goedgekeurd en door de Heilige Stoel geconfirmeerd. Hieruit volgt dat gelovigen die dat wensen, gewoonlijk vrij aan dergelijke vieringen kunnen deelnemen in de kerken van die religieuze familie. Zo kunnen de gelovigen zich geestelijk verbinden met de religieuze communiteit en deelnemen aan haar liturgische vieringen, met eigen teksten, bijv. in de context van een bedevaart. Hiertoe is het geenszins nodig om dergelijke eigen vieringen van religieuzen ook nog in te voegen in de diocesane kalenders.
Er werden reeds andere mogelijkheden gegeven (hierboven, nr. 33) om vieringen te houden ter ere van heiligen die niet op de diocesane kalender staan ingeschreven. Deze mogelijkheden gelden evenzeer, wanneer men een heilige kloosterling wil vieren in een van de gemeenschappen van het bisdom.
Wat betreft het verlangen een religieuze familie te eren door een toevoeging aan de diocesane kalender, zal een korte theologische reflectie over de betekenis van de liturgische heiligenviering volstaan om duidelijk te maken hoever deze wens af staat van de traditie hieromtrent. Men herinnere zich ook, dat een dergelijke interpretatie onvoldoende rekening houdt met wat pastoraal goed zou zijn voor het gelovige volk, dat recht heeft op een cultus die authentiek is en van een nobele eenvoud. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 34