
Georgius A. Kard. Medina Estévez - 20 september 1997
Door de Dicasteries van de Heilige Stoel met bevoegdheid inzake de heilige liturgie is gedurende de afgelopen jaren, in reactie op gemotiveerde aanvragen door diocesane bisschoppen en om pastorale redenen, toestemming gegeven voor een aantal verplaatsingen, ook van vieringen die voorkomen op de Algemene kalender. Op dit moment lijkt het echter goed hier enkele gedachten over weer te geven.
Men dient de integriteit van de Algemene kalender te bewaken als uitdrukking van de wezenlijke eenheid van de Romeinse Ritus. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 38 Immers, het risico bestaat dat een te brede praktijk leidt tot verzwakking van de eenheid en innerlijke samenhang van de Algemene kalender en, daaraan ondergeschikt, van de afzonderlijke nationale en regionale diocesane kalenders.
In de toekomst zal de Congregatie daarom sterker vasthouden aan de noodzaak om de vieringen van de Algemene kalender op de hun toegewezen dag te laten staan en om niet toe te staan dat vieringen die een verhindering vormen, naar een andere dag worden verplaatst, tenzij om uitzonderlijke pastorale redenen die een aanzienlijk aantal gelovigen betreffen. Hetzelfde zal gelden voor nationale kalenders en kalenders van interdiocesane regio's, wanneer deze conflicteren met een diocesane kalender.
Wanneer de verhindering van een viering op ondergeschikt niveau kan worden verholpen, houde men zich normaal gesproken aan het beginsel, dat niet de verhinderende, maar veeleer de verhinderde viering wordt verplaatst.
De verplaatsing van een verhinderende viering wordt dikwijls gemotiveerd door het bestaan van processies of andere feestelijkheden uit de katholieke volkstraditie. Deze gevallen verdienen bijzondere aandacht. Wanneer dergelijke bijeenkomsten echter eerder van volkse of folkloristische dan van liturgische aard zijn, kunnen ze los van de liturgische aangelegenheden plaatsvinden en is er ook geen verplaatsing van een viering nodig. Toch blijven er hoogfeesten en feesten met een diep gewortelde, onheuglijke volkstraditie, die voldoende rede vormt om de verhinderende viering te verplaatsen. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Over de herziening van de particuliere en eigen kalenders voor het Officie en de Mis, De Calendaria Particularia atque Officiorum et Missarum Propriis recognoscendis (24 juni 1970), 23. b.
Minder vaak geeft men als reden voor de verplaatsing van een viering de overweging, dat de viering dan zou samenvallen met een overeenkomende viering op de liturgische of volkskalender van een niet-katholieke christengemeenschap. Behoudens echt uitzonderlijke overwegingen, dient men een dergelijke motivatie als onvoldoende te beschouwen. Dit geldt in het bijzonder voor de Algemene kalender, die uitdrukking is van de bestaande gemeenschap tussen de plaatselijke Kerken van dezelfde ritus: hier mogen geen - op zichzelf prijzenswaardige - overwegingen overheersen die gericht zijn op kerkelijke gemeenschappen waarmee geen volledige communio bestaat.