28 oktober 1965
Op dit ideaal van de katholieke school moeten alle scholen, die in een of ander opzicht van de Kerk afhankelijk zijn, zoveel mogelijk worden afgestemd, al kan dan ook de katholieke school, naargelang van de plaatselijke omstandigheden, verschillende vormen aannemen. vgl.Paus Paulus VI, Toespraak van 25 februari 1964 tot het Internationaal Bureau voor katholiek onderwijs (O.I.E.C.): Encicliche e Discorsi di Paolo VI, II Rome 1964, 232. Uiteraard gaan de Kerk ook die katholieke scholen ter harte, welke, vooral in gebieden van jonge kerken, ook door niet-katholieke leerlingen worden bezocht.
Overigens moet men bij de oprichting en organisatie van katholieke scholen rekening houden met de eisen van de moderne ontwikkeling. Men moet dus de lagere middelbare scholen, die de grondslag vormen van de opvoeding, blijven bevorderen, maar daarbij tevens grote waarde hechten aan de scholen, die in de tegenwoordige omstandigheden meer speciaal worden vereist, zoals beroepsscholen vgl. Paus Paulus VI, Toespraak van 6 oktober 1963 tot de A.C.L.I.: Encicliche e Discorsi di Paolo VI, I Rome 1964, 229. en technische scholen, instituten voor het onderricht aan volwassenen, scholen voor maatschappelijk werk en scholen voor gehandicapten; verder scholen voor de opleiding van godsdienstleraren en voor andere taken van opvoeding.
Het heilig Concilie spoort de bisschoppen en alle gelovigen dringend aan, geen offers te sparen om de katholieke scholen te helpen in het steeds beter vervullen van hun taak en vooral tegemoet te komen aan hen, die financieel niet krachtig genoeg zijn of die de hulp en de zorg van het gezin moeten missen of die niet de gave van het geloof bezitten.