• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Het recht van de mens op opvoeding en onderricht
Alle mensen, van welk ras, van welke stand en leeftijd ook, hebben vanwege hun waardigheid als persoon een onvervreemdbaar recht op een opvoeding Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kerstboodschap 1942, Con sempre (24 dec 1942), 13.34 H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 12-13 Zie verder de verklaringen van de rechten van de mens , die aan hun bestemming beantwoord Vgl. Paus Benedictus XV, Apostolische Brief, Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld, Maximum Illud (30 nov 1919), 7-9 , die op hun eigen aard, op het verschil in sekse, op hun cultuur en voorwaardelijke tradities is afgestemd en die ook de mogelijkheid schept voor een broederlijk samenleven met andere volken, teneinde de ware eenheid en vrede op aarde te verzekeren. De ware opvoeding beoogt de vorming van de menselijke persoon met betrekking tot zijn laatste doel en tevens met betrekking tot het welzijn van de gemeenschappen, waarvan de mens deel uitmaakt en waarin hij als volwassene een taak zal hebben te vervullen.

Daarom moet men de kinderen en de jonge mensen helpen om hun fysieke, morele en intellectuele gaven harmonisch te ontwikkelen, en hierbij houde men rekening met de vooruitgang van de psychologie, de pedagogie en de didactiek. Langs deze weg zullen zij geleidelijk een dieper verantwoordelijkheidsbesef opdoen bij hun voortdurend streven om aan hun leven de juiste ontplooiing te geven en bij het zoeken van de ware vrijheid, ondanks de moeilijkheden, die zij edelmoedig standvastig zullen overwinnen. Met het toenemen van de jaren moeten zij een positieve en verstandige seksuele voorlichting ontvangen. Bovendien moeten zij zó worden ingeleid in het sociale leven, dat zij, toegerust met de noodzakelijke en geschikte hulpmiddelen, actief hun plaats kunnen innemen in de verschillende groepen van de mensengemeenschap, openstaan voor de dialoog met anderen en graag bijdragen tot de groei van het algemeen welzijn.

Eveneens verklaart de heilige Synode, dat de kinderen en jonge mensen recht hebben op een opvoeding, die hen in staat stelt, zich een juist oordeel te vormen omtrent de zedelijke waarden en deze in een persoonlijke keuze te aanvaarden, een opvoeding ook, die hen ertoe brengt, God volmaakter te kennen en lief te hebben. Daarom vraagt de Synode dringend alle regeerders en alle opvoeders om steeds te blijven opkomen voor de handhaving van dit heilige recht van de jeugd. En zij spoort de katholieken aan tot een edelmoedige inzet op heel het gebied van de opvoeding, vooral met het doel om alle mensen ter wereld spoediger deelachtig te maken aan de grote weldaden van opvoeding en onderricht. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 163-165

De katholieke school

De aanwezigheid van de Kerk op het gebied van het onderwijs toont zich heel bijzonder door de katholieke school. Deze beoogt even goed als de andere scholen de culturele doeleinden en de menselijke vorming van de jeugd. Maar haar eigen kenmerk is, dat ze op de school een sfeer schept, die bezield wordt door de evangelische geest van vrijheid en liefde, dat ze de jonge mensen helpt om bij de ontwikkeling van hun persoonlijkheid groeien tot de nieuwe mens, die zij door het doopsel zijn geworden, en dat ze de gehele menselijke cultuur uiteindelijk zó oriënteert op de heilsboodschap, dat de kennis die de leerlingen geleidelijk opdoen omtrent de wereld, het leven en de mens, wordt verlicht door het geloof. vgl. de eerste Provinciale Synode van Westminster van 1852: Collatio Lacensis III, kol 1334, a/b; Paus Pius XII, Toespraak van 31 december 1956 tot de Bond van Beierse katholieke onderwijzers: Discorsi e Rediomessaggi XVIII, 749; Paulus VI, Toespraak van 30 december 1963 tot de F.I.D.A.E. (Federatie van Instituten, die afhankelijk zijn van de kerkelijke overheid): Encicliche e Discorsi di Paolo VI, I, Rome 1964, 602 v. Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de christelijke opvoeding, Divini illius Magistri (31 dec 1929), 92-100 Zo voelt de katholieke school, door zich, gelijk ook haar plicht is, open te stellen voor de moderne vooruitgang, haar leerlingen op om het welzijn van de aardse stad doeltreffend te bevorderen en bereidt ze hen tevens voor op het dienstbetoon bij de uitbreiding van het koninkrijk Gods, zodat zij door een voorbeeldig en apostolisch leven als een heilzaam zuurdeeg worden van de mensengemeenschap.

Daarom blijft de katholieke school ook in de tegenwoordige tijd van groot belang, omdat ze zo krachtig kan bijdragen tot het vervullen van de zending van het volk Gods en een middel kan zijn voor de dialoog tussen de Kerk en de mensengemeenschap, tot welzijn van beiden. Derhalve bevestigt deze heilige Synode opnieuw het recht van de Kerk om scholen van allerlei soort en voor alle geledingen van het onderwijs op te richten en te leiden, een recht, dat reeds in talrijke documenten van het leerambt is geponeerd Onder de talrijke documenten, die de betekenis van de opvoeding belichten, zie vooral: Paus Benedictus XV, Apostolische Brief Vommuns Litteras van 10 april 1919: A.A.S. 11 (1919) 172 (Eccl. Doc. 0133, bladz. 61-62, nn. 8-9); Paus Pius XII, Toespraak van 20 april 1946 tot de jeugd van de Italiaans Katholieke Actie: Discorsi e Radiomessaggi XIII, 53-57; Toespraak van 18 september 1951 tot Franse huisvaders: A.A.S. 43 (1951) 730-734 (Eccl. Doc. 0189, bladz. 94-103); Johannes XXIII, Boodschap van 30 december 1959 bij de dertigste verjaardag van de encycliek Divini illius Magistri: A.A.S. 52 (1960) 57-59; Paulus VI, Toespraak van 30 december 1963 tot de leden van de F.I.D.A.E. (Federatie van Instituten die afhankelijk zijn van de kerkelijke overheid): Encicliche e Discorsi di S.S. Paolo VI, I, Roma 1964, 601-603; Zie verder de Acta et Documenta Concilio Oecumenico Veticano II apparando, series I, Antepraeparatoria, bol III, pp. 363-364, 370-371, 373-374; Bovendien wordt dit recht van de Kerk uitgesproken door talrijke provinciale synoden en in de verklaringen van meerdere bisschoppenconferenties uit de laatste tijd. Paus Pius XI, Encycliek, Over de christelijke opvoeding, Divini illius Magistri (31 dec 1929); en hierbij wil zij erop wijzen, dat de uitoefening van dit recht van groot belang is ook voor het behoud van de gewetensvrijheid en van de rechten van de ouders en voor de culturele vooruitgang zelf.

Laten de leerkrachten voor ogen houden, dat het vooral van hen afhangt, of de katholieke school er in slaagt, haar doeleinden en initiatieven te verwezenlijken. Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de christelijke opvoeding, Divini illius Magistri (31 dec 1929), 104-105 Paus Pius XII, Toespraak van 5 januari 1954 tot de Katholieke Italiaanse Vereniging van leraren op middelbare scholen (U.C.I.I.M.); Discorsi e Radiomessaggi XV, 551-536 (Eccl. Doc.0188, bladz. 61-71); Z. Paus Johannes XXIII, Toespraak van 5 september 1959 tot het congres van de Italiaanse vereniging van katholieke onderwijzers (A.I.M.C.): Discorsi, Messaggi, Colloqui I Rome 1960, 427-431. Zij moeten dus het met bijzondere zorg worden opgeleid, zowel in de profane als in de religieuze vakken en hierin de nodige diploma’s behalen; zij moeten bovendien een behoorlijke pedagogische vorming bezitten, aangepast aan de resultaten van de moderne wetenschap. In liefde verbonden met elkaar en met hun leerlingen en bezield met apostolische geest, moeten zij door hun keven en door hun onderricht getuigenis afleggen voor de enige Leraar, Christus. Bij het vervullen van hun taak moeten zij vooral samenwerken met de ouders. Samen met hen moeten zij bij heel de opvoeding rekening houden met het verschil in sekse en met het eigen doel, dat Gods Voorzienigheid aan beide seksen heeft gegeven in het gezin en in de maatschappij. Laten zij de persoonlijke activiteit van hun leerlingen trachten te stimuleren en hen ook na de schooljaren blijven helpen met hun goede raad en hun vriendschap en ook in bijzondere clubs van oud-leerlingen, clubs, waarin een echt kerkelijke geest heerst. De heilige Synode wil uitdrukkelijk verklaren, dat het werk van deze leerkrachten een apostolaat is in de ware zin van het woord, dat ook in onze tijd uiterst gewenst en noodzakelijk is; het is tevens een werkelijke dienst aan de maatschappij. Zij herinnert verder de katholieke ouders aan hun plicht om, waar en wanneer dit mogelijk is, hun kinderen te plaatsen op katholieke scholen, deze naar vermogen te steunen en ermee samen te werken voor het welzijn van hun kinderen. vgl. Paus Pius XII, Toespraak van 5 januari 1954 tot de Katholieke Italiaanse Vereniging van leraren aan middelbare scholen (U.C.I.I.M.): Discorsi e Radiomessaggi, XV 555 (Eccl. Doc. 0188, blz. 68-70, n. 13)

Document

Naam: GRAVISSIMUM EDUCATIONIS
Over de Christelijke opvoeding
Soort: 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Datum: 28 oktober 1965
Copyrights: © 1965, Ecclesia Docens 0819, uitg. Gooi & Sticht Hilversum
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test