Paus Franciscus - 21 september 2016
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
We hebben de passage uit het Evangelie volgens Lucas beluisterd (Lc. 6, 36-38) waaraan het motto van het huidige buitengewone Heilig Jaar is ontleend: Barmhartig zoals de hemelse Vader. De volledige zin luidt: “Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is” (Lc. 6, 36). Het gaat niet over een indrukwekkende slogan, maar over de levensinzet. Om deze uitdrukking goed te verstaan kunnen we ze vergelijken met de parallelle uitdrukking bij Matteüs, waar Jezus zegt: “Jullie zullen dus onverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelse Vader onverdeeld goed is” (Mt. 5, 48). In de zogenaamde Bergrede, die begint met de Zaligsprekingen, leert de Heer dat de volmaaktheid bestaat in de liefde, vervulling van alle geboden van de Wet. Vanuit hetzelfde perspectief zegt de heilige Lucas uitdrukkelijk dat de volmaaktheid bestaat in de barmhartige liefde: volmaakt zijn betekent barmhartig zijn. Is iemand volmaakt die niet barmhartig is? Neen! Is iemand goed die niet barmhartig is? Neen! Goedheid en volmaaktheid groeien vanuit de barmhartigheid. Zeker, God is volmaakt. Maar als we het zo bekijken is het voor de mens onmogelijk naar die absolute volmaaktheid te streven. Maar, als we Hem voor ogen hebben als de barmhartige, verstaan we beter waarin zijn volmaaktheid bestaat en dat Hij ons aanspoort te worden zoals Hij, vol van liefde, van medelijden en van barmhartigheid.
Ik stel mij de vraag: die woorden van Jezus, zijn die realistisch? Is dat echt mogelijk lief te hebben zoals God en barmhartig te zijn zoals Hij?
Wanneer we naar de heilsgeschiedenis kijken, zien we dat heel de openbaring van God een onophoudelijke en onvermoeibare liefde voor de mensen is: God is als een vader of een moeder die met onpeilbare liefde bemint en die overvloedig uitstort over elk schepsel. De kruisdood van Jezus is het toppunt van de liefdesgeschiedenis van God met de mensen. Een dermate grote liefde kan alleen God beleven. Het is duidelijk dat in vergelijking met deze mateloze liefde, onze liefde altijd zal tekortschieten. Maar als Jezus ons vraagt barmhartig te zijn zoals de Vader, denkt Hij niet in hoeveelheden! Hij vraagt zijn leerlingen teken, middel, getuigen van zijn barmhartigheid te worden.
De Kerk kan niet anders dan sacrament van Gods barmhartigheid zijn in de wereld, in alle tijden en voor heel de mensheid. Elke Christen is daarom geroepen getuigen te zijn van de barmhartigheid en dat gebeurt op de weg van de heiligheid. Denken we aan de vele heiligen die barmhartig zijn geworden omdat ze hun hart lieten vullen met goddelijke barmhartigheid. Ze hebben de liefde van de Heer belichaamd in de veelheid van noden van de lijdende mensheid. In het opbloeien van de vele vormen van naastenliefde kan men de weerkaatsing zien van het barmhartige gelaat van Christus.
We stellen ons de vraag: wat betekent het voor leerlingen barmhartig te zijn? Jezus legt dat uit aan de hand van twee werkwoorden “vergiffenis schenken” (Lc. 6, 37) en “geven” (Lc. 6, 38).
Barmhartigheid drukt zich op de eerste plaats uit in “vergiffenis”: “Werp je niet op als rechter, dan zullen jullie niet berecht worden. Veroordeel niet, dan zullen jullie niet veroordeeld worden. Spreek vrij, dan zullen jullie vrijgesproken worden” (Lc. 6, 37). Jezus wil de loop van de menselijke gerechtigheid niet afschaffen, maar Hij herinnert zijn leerlingen er aan dat broederlijke verbondenheid vraagt dat oordelen en veroordelen moeten ophouden. Vergiffenis is de steunpilaar van het leven van de christelijke gemeenschap, omdat daarin de belangeloze liefde aan het licht treedt waarmee God ons het eerst heeft bemind. Een Christen moet vergiffenis schenken! Waarom? Omdat hijzelf vergiffenis heeft gekregen. Wij allen die hier vandaag op het plein staan, hebben vergiffenis gekregen. Niemand van ons heeft in de loop van zijn leven geen nood gehad aan de vergiffenis van God. Omdat wij vergiffenis kregen, moeten we vergiffenis schenken. Elke dag bidden we dat in het Onze Vader: “Vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren”. Dat wil zeggen: beledigingen vergeven, veel zaken vergeven, want we hebben vergiffenis gekregen voor veel beledigingen en veel zonden. Vergiffenis schenken is zo makkelijk: als God mij vergiffenis heeft geschonken, waarom zou ik anderen dan niet moeten vergeven? Ben ik soms groter dan God? Die steunpilaar van de vergiffenis toont ons de belangeloosheid van de liefde van God die ons als eersten heeft bemind. De broeder die zondigt oordelen en veroordelen is verkeerd. Niet omdat men de zonde niet onderkent, maar omdat de zondaar veroordelen de broederlijke band met hem vernietigt en de barmhartigheid minacht van God, die geen enkele van zijn kinderen wil verliezen. We hebben de bevoegdheid niet onze broeder die misdoet te veroordelen; we staan niet boven hem: we hebben veeleer de plicht hem terug te winnen voor de waardigheid van kind van de Vader en hem te begeleiden op de weg van de bekering.
Aan zijn Kerk, aan ons, wijst Jezus nog een tweede steunpaal aan: “geven”. Vergiffenis schenken is de eerste steunpaal; geven is de tweede steunpilaar. “Geef, dan zal jullie gegeven worden. (...) Want met de maat waarmee jullie meten, zal je gemeten worden.'” (Lc. 6, 38). God schenkt veel meer dan we verdienen, en zal nog guller zijn voor hen die hier op aarde vrijgevig zijn geweest. Jezus zegt niet wat zal gebeuren met hen die niet geven, maar het beeld van de “maat” is een waarschuwing: met de maat van liefde waarmee wij geven, beslissen we zelf hoe we zullen geoordeeld worden, hoe we zullen bemind worden. Als we goed opletten bestaat er een samenhangende logica: in de mate dat men van God ontvangt, moet men aan de broeder geven en in de mate dat men aan de broeder geeft, krijgt men van God!
Hierom is de barmhartige liefde de enige begaanbare weg. We hebben er allen nood aan wat barmhartiger te zijn door geen kwaad te spreken van de anderen, door niet te oordelen, door de anderen niet “te pluimen” met kritiek, met na-ijver, met jaloersheid. We moeten vergiffenis schenken, barmhartig zijn, ons leven in liefde leven. Deze liefde helpt de leerlingen van Jezus hun identiteit niet te verliezen die ze van Hem hebben ontvangen en zich bewust te blijven kinderen van dezelfde Vader te zijn. Door de liefde die zij tijdens het leven in praktijk brengen werkt de Barmhartigheid verder die geen einde zal kennen. Vgl. 1 Kor. 13, 1-12 Niet vergeten: barmhartigheid is geschenk: vergiffenis en gave. Zo verruimt zich het hart, verruimt zich in de liefde. Egoïsme en woede daarentegen verkleinen het hart, het wordt als van steen. Wat verkiezen jullie? Een hart van steen of een hart vol liefde? Als je een hart vol liefde verkiest, weest dan barmhartig!