Paus Franciscus - 31 mei 2016
Op grond van de voortdurende zorg voor een overeenstemming tussen de Codices heb ik mij gerealiseerd dat de normen van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en die van de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) op enkele punten niet volledig overeenstemmen.
De twee wetboeken hebben enerzijds gemeenschappelijke normen en anderzijds eigen bijzonderheden, die hen wederzijds autonoom maken. Het is echter noodzakelijk dat er ook bij de bijzondere normen voldoende overeenkomst is. Verschillen zouden immers negatief uitwerken op de pastorale praktijk, vooral in de gevallen waarin betrekkingen moeten worden geregeld tussen personen die respectievelijk tot de Latijnse Kerk en een oosterse Kerk behoren.
Dit komt in het bijzonder in onze dagen voor, waarin de mobiliteit van de bevolking de aanwezigheid heeft bepaald van een aanzienlijk aantal oosterse gelovigen in Latijnse gebieden. Deze nieuwe situatie brengt vele pastorale en juridische kwesties met zich mee, die een oplossing met gepaste normen vereisen. Hier dient men eraan te herinneren dat de oosterse gelovigen de plicht hebben de eigen ritus in acht te nemen, waar zij zich ook bevinden Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 40. § 3 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de Oosterse Kerken, Orientalium Ecclesiarum (21 nov 1964), 6 en dientengevolge heeft het bevoegde kerkelijk gezag de zware verantwoordelijkheid hun de geëigende middelen aan te reiken om aan deze verplichting te kunnen voldoen. Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 193. § 1 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 383. §§ 1-2 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Bisschoppen, Pastores Gregis (16 okt 2003), 72
De harmonisatie van de normen is zeker een van de middelen dat ertoe zal bijdragen om de ontwikkeling te bevorderen van de eerbiedwaardige oosterse riten Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 39 en zal het zo mogelijk maken voor de Kerken van eigen recht pastoraal efficiënter te handelen.
Men moet echter wel de noodzaak de disciplinaire bijzonderheden van de territoriale context voor ogen houden waarin de interkerkelijke verhoudingen zich voordoen. In het overwegend Latijnse Westen is het noodzakelijke een juist evenwicht te vinden tussen de bescherming van het eigen recht van de oosterse minderheid en het respect voor de historische canonieke traditie van de Latijnse meerderheid om onterechte interferenties en conflicten te vermijden en een vruchtbare samenwerking tussen alle katholieke gemeenschappen te bevorderen die in een gegeven gebied aanwezig zijn.
Nog een reden om het normenstelsel van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) aan te vullen met uitdrukkelijke bepalingen die parallel lopen aan die welke bestaan in de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991), is de eis om beter de betrekkingen te bepalen met de gelovigen die behoren tot de oosterse niet katholieke Kerken en die in groteren getale aanwezig zijn in Latijns gebied.
Tenslotte moet erop worden gewezen dat ook de canonieke leer enkele verschillen heeft aangetoond tussen de beide codices en daarbij op grond van het feit dat zij in wezen met elkaar overeenkomen, heeft aangegeven welke de problematische punten waren en hoe die met elkaar te laten overeenstemmen.
Het doel van de met onderhavige Motu Proprio geïntroduceerde normen is te komen tot een eensgezinde leer die zekerheid verschaft bij het pastorale handelen in concrete gevallen.
De Pauselijke Raad voor Wetsteksten heeft door middel van een Commissie van deskundigen in het Latijnse en Oosterse canonieke recht de kwesties vastgesteld die vooral een normatieve aanpassing nodig hebben en een tekst uitgewerkt die naar een dertigtal consultoren en deskundigen in heel de wereld is gestuurd, evenals naar de autoriteiten van de Latijnse ordinariaten voor de oosterse gelovigen. Na een beoordeling van de opmerkingen heeft de Plenaire Zitting van de Pauselijke Raad voor Wetsteksten een nieuwe tekst goedgekeurd.
Dit alles in aanmerking genomen, bepaal ik hetgeen volgt:
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst, die een nieuwe paragraaf bevat en enkele uitdrukkingen verandert:
§1. In de Latijnse Kerk wordt door het ontvangen van het Doopsel ingeschreven het kind van ouders die tot haar behoren of die, als een van hen beiden er niet toe behoort, beiden in onderlinge overeenstemming ervoor gekozen hebben dat hun kind in de Latijnse Kerk gedoopt werd; als de onderlinge overeenstemming ontbreekt, wordt het ingeschreven in de Kerk van eigen recht waartoe de vader behoort.
§2. Als vervolgens slechts één van de ouders katholiek is, wordt het ingeschreven in de Kerk waartoe de katholieke ouder behoort.
§3. Iedere dopeling die het veertiende jaar voltooid heeft, kan vrij kiezen om in de Latijns Kerk of in een Kerk van eigen recht van een andere ritus gedoopt te worden; in dit geval behoort hij tot de Kerk die hij gekozen heeft.
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt geheel vervangen door de volgende tekst, die een nieuwe paragraaf bevat en enkele uitdrukkingen verandert:
§1. Na het ontvangen van het doopsel worden in een Kerk van eigen recht ingeschreven:
1o. Wie verlof van de Apostolische Stoel gekregen heeft;
2o. De echtgenoot die bij het aangaan van of tijdens het huwelijk verklaard heeft naar de Kerk van eigen recht van de andere echtgenoot over gaan; na ontbinding van het huwelijk kan eerstgenoemde vrij tot de Latijnse Kerk terugkeren;
3o. De kinderen van hen over wie in de nrs. 1 en 2, vóór de voltooiing van het veertiende levensjaar, en eveneens, in een gemengd huwelijk, de kinderen van de katholieke partij die wettig overgegaan is naar een andere Kerk van eigen recht; maar na het bereiken van die leeftijd kunnen dezen naar de Latijnse Kerk terugkeren.
§ 2. Het gebruik, zelfs gedurende lange tijd, om de sacramenten volgens de ritus van een Kerk van eigen recht te ontvangen heeft geen inschrijving in deze Kerk tot gevolg.
§ 3. Iedere overgang naar een andere Kerk van eigen recht is geldig vanaf het ogenblik van de verklaring, afgelegd ten overstaan van de plaatselijke Ordinaris van die Kerk of de eigen pastoor of de door een van beiden gedelegeerde priester en twee getuigen, tenzij een rescript van de Apostolische Stoel anders bepaalt; en men dient dit aan te tekenen in het doopregister.
Paragraaf 2 van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
§2. In het doopregister dient ook de inschrijving in een Kerk van eigen recht of de overgang naar een andere Kerk te worden aangetekend, evenals het vormsel en al hetgeen de canonieke staat van de gelovigen betreft met betrekking tot het huwelijk, behoudens hetgeen bepaald is in Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), met betrekking tot de adoptie, met betrekking tot de ontvangen heilige wijding, en ook de professie voor het leven in een instituut van gewijd leven afgelegd; en deze aantekeningen dienen in een doopbewijs altijd vermeld te worden.
Alinea 2 van paragraaf 1 van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt in haar geheel vervangen door de volgende tekst:
§ 1. 2o moet gegronde hoop aanwezig zijn dat het in de katholieke godsdienst zal opgevoed worden, waarbij §3 van kracht blijft; als deze volkomen ontbreekt, dient het doopsel volgens de voorschriften van het particulier recht uitgesteld te worden, waarbij de ouders van de reden op de hoogte gebracht worden.
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) zal in het vervolg een derde paragraaf hebben met de volgende tekst:
§3. Een kind van niet-christelijke ouders wordt wettig gedoopt, als de ouders of tenminste één van hen of wie wettelijk hun plaats inneemt, hierom vragen en als het voor hen fysiek of moreel onmogelijk is tot de eigen bedienaar te naderen.
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) zal in het vervolg een derde paragraaf hebben met de volgende tekst:
§3. Alleen een priester assisteert geldig bij een huwelijk tussen twee oosterse partijen of tussen een Latijnse of katholieke of niet-katholieke oosterse partij.
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
De plaatselijke Ordinaris en de pastoor assisteren krachtens hun ambt binnen de grenzen van hun gebied geldig bij huwelijken niet alleen van onderdanen, maar ook, mits een van beide partijen is ingeschreven in de Latijnse Kerk, van niet-onderdanen, tenzij deze plaatselijke Ordinaris en pastoor door een vonnis of een decreet geëxcommuniceerd is of onder interdict geplaatst, of in zijn ambt gesuspendeerd of als zodanig verklaard is.
Paragraaf 1 van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
§1. De plaatselijke Ordinaris en de pastoor kunnen, zolang zij geldig hun ambt uitoefenen, de bevoegdheid, ook de algemene, om binnen de grenzen van hun ambtsgebied bij huwelijken te assisteren, aan priesters en diakens delegeren, behoudens hetgeen is bepaald door Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983).
Paragraaf 1 van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
§1. Waar priesters en diakens ontbreken, kan de diocesane Bisschop, met voorafgaand gunstig oordeel van de bisschoppenconferentie en na het verkrijgen van verlof van de Heilige Stoel, leken delegeren om bij huwelijken te assisteren, behoudens hetgeen is bepaald door Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983).
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) zal in het vervolg een derde paragraaf hebben met de volgende tekst:
§3. Als toevoeging aan hetgeen is bepaald door § 1, nrs. 1 en 2, kan de plaatselijke Odinaris aan iedere katholieke priester de bevoegdheid verlenen het huwelijk van christelijke gelovigen van de Oosterse Kerken, die geen volledige eenheid met de katholieke Kerk hebben, te zegenen, als zij spontaan daarom vragen en mits niets een geldige en geoorloofde viering van het huwelijk in de weg staat. Die priester dient echter met de nodige prudentie de bevoegde autoriteit van de betreffende niet-katholieke Kerk hiervan op de hoogte te stellen.
Paragraaf 1 van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
§1. Wat de vorm betreft die in een gemengd huwelijk gebruikt moet worden, dienen de voorschriften van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) in acht genomen te worden; maar als een katholieke partij een huwelijk sluit met een niet-katholieke partij van een oosterse ritus, moet de canonieke vorm van huwelijksviering slechts voor de geoorloofdheid in acht genomen worden; voor de geldigheid echter is de tussenkomst van een priester vereist, met inachtneming van de andere rechtsvoorschriften.
Ik verorden dat hetgeen met deze Apostolische Brief in de vorm van een Motu Proprio is besloten, vaste en blijvende kracht van wet heeft, ongeacht welke tegengestelde bepaling ook, hoe bijzonder vermeldingswaardig ook, en dat dit wordt gepromulgeerd door publicatie in de Osservatore Romano en dus wordt gepubliceerd in het officiële commentaar van de Acta Apostolicae Sedis.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 31 mei 2016, in het vierde jaar van ons pontificaat.
FRANCISCUS PP.